maandag 28 februari 2011

Kijk maar naar Cybulkova

Zoals Oud Zeikwijf gisteren opmerkte in Nurks, schrok ze van de lengte der Nederlanders. Ze is nog nooit in Dirkswoud geweest, waar ik niemand ken die langer is dan één meter zeventig. De vrouwen zijn er gemiddeld één meter zestig lang. Domenika Cibulková – want zo moet je haar achternaam spellen, blijkt; ik weet overigens niet hoe de Slowaken die naam uitspreken en op welke lettergreep ze de klemtoon leggen – zou een Dirkswoudse kunnen zijn, met haar één meter éénenzestig.
Hoe komt dit. Veertig jaar geleden werd aangenomen dat het drinken van melk en het eten van pindakaas een lengtebevorderend gevolg zou hebben. Ik wilde ook wel wat langer worden, dus ik heb het melk en pindakaas-advies niet naast me neergelegd, maar helaas: ik ben nooit langer geworden dan een schamele één meter achtenzeventig, en dat is mijn lengte ’s ochtends, bij het opstaan. In de loop van de dag wordt een mens twee centimeter korter. Een lange pierlala van twee meter krimpt misschien wel drie centimeter, in de loop van de dag.
Ik geloof dat melk en pindakaas er niets mee te maken hebben. Ik geloof dat het een genetische kwestie is, en dat de genen in de Dirkswoudse families de Dirkswoudenaren voorbestemmen niet langer dan één meter zeventig te worden. Zouden we dan de Dirkswoudse genenpool niet in bescherming moeten nemen? Dat lijkt me niet nodig, want we zouden net zo goed de Zuidfranse genenpool kunnen nemen.
Het is wel eens lastig, zoals bij de R.K. Basketballvereniging Dirkswoud, die in de laagste provinciale divisie speelt, en dan nóg tegenover jongens van twee meter zeventien komt te staan. Maar waar een wil is, is een weg, want, zoals Oud Zeikwijf terecht opmerkte, die lange lellen van kerels weten van boven niet goed wat ze met hun staketsels aan de onderzijde moeten doen. Ze kunnen bijvoorbeeld niet goed springen, en als ze al van de grond gaan, komen ze verkeerd neer, wat verzwikkingen en verstuikingen van de enkel- en kniegewrichten tot gevolg heeft. Een en ander kan worden bevorderd door kleine porren tegen de heuppartij of het kuitgebied, een vorm van spelen die door de Dirkswoudenaren dan ook enthousiast wordt beoefend.

vrijdag 25 februari 2011

Het zal vannacht niet meer rustig worden

Carla! Carlita! Ik wijs op mijn lendenen, of op mijn heupgewricht, want waar mijn lendenen zitten, weet ik niet precies, maar je zegt in zulke gevallen nu eenmaal: je lendenen. Ik heb ook lang gedacht  dat mijn hurken de achterkanten van mijn hielen waren.
Ik bevind mij wederom te Dirkswoud, en wel op de Westerweg 320, in het huisje van Carla Walbos. Carla is een ouderwetse, bruinbehaarde schoonheid, in de porno-afdelingen op ons heerlijke internet zou ze figureren onder de hairy beauties. Ze is klein van stuk, zo’n één meter zestig, maar, vertelde ik haar, ‘dat verhindert je niet toch een goed tennisster te worden, kijk maar naar Cybulkova’. Het zijn deze en dergelijke uitspraken, die gerekend kunnen worden tot de winning statements, heren!
Carla is 43 jaar, dus een goed tennisster zal ze niet zo gauw meer worden, zeker niet omdat ze elke ochtend moet kampen met een pijnlijk rechterschouderblad. Hetzelfde euvel waar ik ook aan lijd. Maar na de ochtend (die ze gewoonlijk in afzondering, in bed doorbrengt) is Carla zo’n enorm lieve meid! Ze ruikt naar cafetariagoederen, maar dat vind ik helemaal niet erg. Kroketten, patatje bambam, welke Nederlander vindt dat nu smerig? Ik kwam haar voor het eerst ook tegen in cafetaria Smultest te Dirkswoud. Daar werkt ze. ‘Het is vooral de jeugd die op mijn zenuwen begint te werken,’ zegt ze, ‘met hun loempia’s met pindasaus.’
Het is een puur sociologische, of laat ik maar eerlijk zijn: een puur seksuele affaire voor mij. Een boek heeft Carla nooit gelezen, dus daarover kan ik niet met haar praten. Ze kijkt soms naar herhalingen van Boer zoekt vrouw. Ze kijkt ook graag naar ijsdansen.
Maar haar lichaam is zo betoverend, ik kan daar niet op uitgekeken raken. Onder haar armen, bijvoorbeeld, heeft ze (in haar oksel) beharing! Wanneer, heren, weest u eerlijk, bent u een vrouw tegengekomen (sinds Patti Smith) met okselbeharing?
Ik wijs dus op mijn lendenen, en daar zit nu Carla op. Wij groeien, wij gaan straks naar bed.

donderdag 24 februari 2011

Een dramatische oorlogssituatie

In het doorgaans zo rustige Dirkswoud zijn nu krachten losgekomen, die beter... die beter thuis hadden kunnen blijven. Om nog eens kalm te overdenken wat nu te doen, om zich niet over te geven aan de horror waar men zich nu... waar men zich nu aan overgeeft. Ik houd helemaal niet van die drie-puntjes-stijl-van-schrijven (ik háát Céline), maar in dit geval zijn de verschrikkingen... te verschrikkelijk.
Ik zit nu (des avonds te 22.15 uur) verscholen achter een Hero fietsenstalling bij supermarkt C1000 aan de Zuidervaart, en het is op dit moment een gegooi van... ik denk straatstenen. Klinkers. Politie is niet te zien.
Wat wil het geval. Vanavond was er een voetbalwedstrijd tussen de RKVV Dirkswoud en FC Vrone uit Alkmaar. Uitslag: 0-1 voor FC Vrone. Weg kansen voor de Dirkswoudenaren, weg kansen op promotie naar de derde klasse. De twee grensrechters konden ontkomen, maar dat kon niet de scheidsrechter, de heer K. Beers, die de wedstrijd (op één moment na) keurig leidde. Was die goal buitenspel of was het een correct doelpunt? De grensrechter zwaaide met zijn vlaggetje... tenminste, dat meende ik te zien, maar dat zag de scheids niet. Dus die keurde de goal goed.
Op dat moment ontstond er een... pandomimium van spelers en ook toeschouwers die het veld oprenden en die het de scheidsrechter wel eens zouden willen vertellen.
De spelers van FC Vrone hebben gelukkig ook weten te ontkomen, maar de massa heeft zich verspreid over Dirkswoud om hun ongenoegen duidelijk te maken. Klínk, daar gaat alweer een ruit in, bij juwelier Kleinsma. En even verder wordt een auto omgegooid, de auto van notaris Slob. Elders in Dirkswoud zijn al berichten over brandjes. De massa komt nu ook steeds dichter bij de C1000! Klénk, báng, gruizel! De massa slaat aan het plunderen!
Het zal vannacht niet meer rustig worden, tenzij de bewakers van de orde hier tussen komen. Koing! Die was gericht op het Hero bord. Koing! Auw! Die was gericht op mijn schedel, en raak! Jongens, het was een zeer treurige wedstrijd (Koing!), met een duidelijke buitenspel (Koing!)... met een duidelijke buitenspelgoal. Maar om daar nu zó van over je toeren te (Koing!).

woensdag 23 februari 2011

Een schokkende conclusie

Van onze verslaggever - Wij hopen het defensievliegtuig, dat is opgestegen in Tripoli, op Eindhoven Airport te kunnen zien landen, en daar is het! Gered zijn onze mensen! En gereed is uw verslaggever (loopt hollend naar het vliegtuig toe) om de verschillende dappere Nederlanders aan het, god, wat een verschrikkelijke afstand!, aan het woord te laten!
Meneer! Hoe was het, daar in Lybië?
‘Nou, het was een comfortabele vlucht. Alle lof voor de Nederlandse luchtmacht!’
Hebben wij nog iets kunnen doen daar?
‘Neuh.’
En u, meneer! Bent u betrokken bij een van de Non Governmental Organisations in Lybië?
‘Nee. Ik werk bij Shell.’
Dus u was niet tegen Khadaffi.
‘Nee hoor.’
En wie hebben we daar, Peter Giessen uit Dirkswoud! Zegt u het maar, Peter Giessen!
‘Wij zijn ontsnapt uit een dramatische oorlogssituatie, zet dat maar in de krant. Een situatie zoals wij die in Nederland niet meer gekend hebben sinds 1944. Pardon, 1945. Toen het westen en het noorden van Nederland nog onder de Duitse knoet lag, met de hongerwinter en zijn gevolgen die zich deden voelen. Het is een pandonium.’
Een pando...?
‘Ja, de straten liggen bezaaid met lijken in Tripoli, want de ziekenhuizen hebben gewoonweg niet genoeg ambulances. Een rampenplan is er ook niet, dus men weet niet wat men ermee aanmoet. Er is ook geen bloed genoeg in de ziekenhuizen, zegt men, hoewel er talloze bloedende slachtoffers worden binnengebracht, dus ik zou zeggen: bloed zat! Voor wat hoort wat, zeiden onze ouders al.’
Maar in Lybië...?
‘Daar denken de mensen, net als in Egypte, als die leider maar weg is, dan hebben we het voor elkaar. Mubarak weg, fijne toekomst. Khadaffi weg, fijne toekomst. Maar zo simpel is het niet. Die Arabieren moeten eerst nog door een 1848-revolutie heen, geloof ik, voordat ze verder komen.’

zondag 20 februari 2011

Niet bereikbaar

Er is enige paniek ontstaan in het Dirkswoudse gemeentebestuur, omdat de gemeentesecretaris, H.G.F. van Kiekendaal (die zich, om redenen die wij niet kennen Hernst laat noemen, hoewel die H voor Henk staat en Henk toch een fatsoenlijke voornaam is) – omdat Hernst van Kkendaal (zoals hij zijn achternaam graag spelt, ongeveer in navolging van de familie Wttewaal) al enige weken niet is komen opdagen op het gemeentehuis.
Volgens wethouder (voor sportzaken, vrije tijd en waterbeheer) Gerard Vrijhoven is er niets aan de hand: ‘We kunnen best toe zonder Hernst. Ik weet niet waar hij naartoe is gegaan, maar dat moet hij dan wel zelf betalen.’ Dit is ook de mening van de adjunct-secretaris Harald Fijn.
Ik ben er eens dieper ingedoken, en ben tot een schokkende conclusie gekomen. Hernst’s huis aan de Zuidervaart 102 (met een klein deftig bordje naast de deur met daarop Hernst G.F. van Kkendaal & gade) wordt op dit moment niet bewoond. Er staat nog wel meubilair in de kamer en ook de boekenkast staat nog vol boeken over hippische zaken, maar je kunt aan de planten en palmboompjes, die verspreid in de kamer staan, wel zien dat er al weken niets aan gedaan is. Ook de drankkast is nog goed gevuld, dus daar heeft het ook niet mee te maken.
Een en ander moet wel te maken hebben met de bekering tot Mormoonse van Hernst’s vrouw Liza (geb. Wolters). U zult misschien zeggen: dan moet ze toch wel een hersenverstuiving gehad hebben, en die heeft ze natuurlijk ook wel gehad, want waarom zou je anders tot het Mormoonse geloof toetreden. Je kunt net zo goed katholiek of protestant blijven, nietwaar. Daar lopen tenslotte toch ook veel mensen rond die hun hersenen niet bij elkaar hebben. Maar goed, Liza wou Mormoonse worden, en ik denk dat zij naar Salt Lake City is gegaan en dat Hernst haar achterna is gevlogen.
Of Hernst even onverstandig is om Mormoon te worden, waag ik te betwijfelen. Ik denk dat hij zijn Liza wil ‘redden’. Het kan ook zijn dat hij zijn geld wil redden, natuurlijk, want het is bij de Mormonen gewoon dat elke Mormoon 10% van zijn of haar jaarinkomen aan de kerk geeft. Nog een reden om geen Mormoon te worden.
Maar ik zou eens gaan informeren in Salt Lake City, gemeentebestuur, of zij geen weet hebben van ene Hernst van Kkendaal.

donderdag 17 februari 2011

Hij schijnt op zijn vakantieadres te verblijven

Dirkswoud was altijd een rechtgeaard CDA-dorp. Dat is over, sinds de preek van afgelopen zondag van pastoor Engelbertus: ‘Beminde gelovigen! Ik heb u nog nooit aangeraden niet op het CDA te gaan stemmen. Dat ga ik nu wel doen. Stemt u níet op het CDA! Dat verkwanselt namelijk de waarden waar wij voor staan, en dat is: Het Gezin! De kerk en het gezin, die zijn één, zou je kunnen zeggen. Het CDA staat daar nu helemaal buiten. Ze zijn rechtsaf gevlogen, met de VVD en de Partij Voor de Vrijheidsbestrijding van Geert Mussert. Ik bedoel natuurlijk: Geert Wilders. Hoe kan een mens zich vergissen, nietwaar? Maar een verraaier van de Nederlandse zaak is het!
Kom zeg, die moslims. Waarom daar nu een probleem van maken! Ze geloven in een Allah, heb ik gehoord, maar ze verschillen weinig van ons, katholieken. Allah is gewoon God, en daarmee klaar! Ze zouden er nog eens zulke aardige muziek over moeten maken zoals wij dat net hebben gehoord: Tallis en Byrd.
Ik kom nog even terug op dat zootje CDA’ers dat nu in de regering zit. Maxime Verhagen, die wordt door werkelijk iedereen gewantrouwd. Waarom? Dat komt door zijn Limburgse rattestreken, de man is niet te vertrouwen. Niet te vertrouwen!, dames en heren gelovigen. Niet! Te! Vertrouwen! Of neem zo’n Bleker, een glasmiechel noemden wij vroeger zo’n jongetje, en dan weet u wel genoeg. Of neem Leers, ook zo’n heerlijke Limburger. De PVV zegt dat ze trots op hem zijn!
Waar blijft Het Gezin, in dit geheel? Dat Gezin is nergens meer, beminde gelovigen. Nergens! Dat gezin mag voortaan betalen voor de schulden die het CDA heeft veroorzaakt. Een schande! Dank u, CDA, VVD en PVV!
Ik heb er zelf lang over gedaan, maar de kogel is door de kerk, om het zo maar te zeggen: ik stem voortaan PvdA. Ik heb het nog met monseigneur Punt proberen te bespreken, maar die was op zijn vakantieadres. Niet bereikbaar. Feest zeker. Ergens een leuk kloosterfuifje of zoiets. Dus nu zeg ik het maar zo: stemt PvdA!’

vrijdag 11 februari 2011

Alles was daar donker

BREKEND NIEUWS! Na 18 dagen van protesteren en demonstreren hebben de medewerkers van het Dirkswouds Gemeentelijk Museum het voor elkaar. Directeur Jan Vlijmen gaat weg! Adjunct-directeur Kees Vaandeldrager zei het zo op TV Dirkswoud: ‘In deze moeilijke tijden voor ons museum heeft de directeur besloten al zijn taken op te geven, en te vertrekken naar de badplaats Katwijk aan Zee. God zij met ons.’ Onmiddellijk steeg een groot gejuich op, op de Noordervaart, waar het nu een enorm volksfeest aan het worden is.
Jan Vlijmen werd 30 jaar geleden directeur van het museum en heeft sindsdien met strakke hand de leiding behouden. Nooit was er eens een expositie van licht- of bontgekleurde schilderijen, steeds waren er sombere, abstracte doeken te zien.  Toen hij ook nog eens de koffiepauzes afschafte, was de maat vol: één der medewerkers begon op Facebook een actie: ‘Vlijmen moet weg!’ Gevolg: demonstraties op de Noordervaart. Twee medewerkers bleven daar zelfs, om het momentum te behouden, 18 dagen lang in hun tenten zitten. ‘We gaan hier niet weg voordat Vlijmen vertrokken is!’ aldus één van de twee.
We proberen in het feestgedruis binnen te dringen en een medewerker aan te spreken: ‘Meneer? Hoe voelt u zich nu?’
‘Geweldig!’
‘En hoe doet Vaandeldrager het?’
‘Vaandeldrager is altijd een kopie van Vlijmen geweest, dus die moet ook vertrekken. Daar kunnen wij geen genoegen mee nemen. Maar nu is de gemeente aan zet. Wij eisen in elk geval transparante, vrije en eerlijke verkiezingen voor een nieuwe directeur. Maar we gaan nu verder met feestvieren!’
Het andere museum in Dirkswoud, Dirxwoudia, vreest voor soortgelijke ontwikkelingen als bij het Gemeentelijk Museum hebben plaatsgevonden. De directeur van Dirxwoudia kon niet reageren voor onze camera. Hij schijnt op zijn vakantieadres te verblijven.

donderdag 10 februari 2011

Een zeer bekoorlijke dame

Een zeer bekoorlijke dame uit Dirkswoud vertelde mij het volgende verhaal.
‘Op de dinsdagavond oefenen we met het koor. Dat koor bestaat uitsluitend uit vrouwen, alleen de dirigent is een man. We doen die oude stukken van Byrd, Dufay, Ockeghem en zo. De mannenstemmen zijn omgeschreven voor vrouwenstemmen, door de dirigent.
Ik zit pas een paar weken op dat koor en ik kende de mores binnen dat koor nog niet zo. Ik dacht: zingen is leuk om te doen, en samen zingen helemaal. Ik ga op dat koor. Toen ik op auditie ging, vond ik het al een beetje vreemd. Ik hoefde helemaal niet te zingen, en die dirigent bleef me maar aanstaren. Toen ik weer wegging en de deur dichtdeed, hoorde ik hem zachtjes zeggen: ‘‘Fraai! Fraai!’’
Afgelopen dinsdag oefenen we met het koor en daarna zegt Lea met haar zware stem: ‘‘Kom je ook mee? We hebben feest bij de dirigent thuis!’’ Ik denk: oké, dat wordt misschien leuk. We gaan met alle vrouwen naar het huis van de dirigent aan de Zuidervaart. Het was half elf, alles was daar donker. Lea had een reservesleutel van de voordeur, de dirigent was achtergebleven, die zou over een half uurtje komen. Wij dus naar binnen, lichten aan, gordijnen dichtgedaan. Lea en Carla pakten de glazen en de flessen port en sherry.
Ik neem een glaasje port en ik val zo in slaap. Ik slaap tot een uur of drie ’s nachts, ik word wakker en daar zit de dirigent met een bakje sop, een washandje en een handdoek. Hij zegt: ‘‘Zo Charmaine, ben je weer wakker? Zal ik je maar thuisbrengen?’’ En dat doet hij.
De hele woensdag voelde ik me ook nog wat slaperig, maar ik heb er verder niets aan overgehouden.’
Ik weet niet hoe u erover denkt, dames en heren, maar mij lijkt het bijvoorbeeld mogelijk dat Charmaine door de vrouwen van het koor ‘misbruikt’ is, met die dirigent in de rol van peeping Tom. Hoewel, wat hij daar nu gedaan had met dat bakje sop en die handdoek en dat washandje...? In elk geval is ze gedrogeerd, maar met welk doel weten we niet.
(De namen in dit verhaal zijn alle gefingeerd.)

woensdag 9 februari 2011

Ze doen niks

Ik heb twintig jaar geleden een Dirkswoudse vriendin gehad, Antonia van Haren. Ze is nog steeds een zeer bekoorlijke dame. Ze had in die tijd een zoontje van een jaar of drie vier, Gerard. Aardig joch was het, en een aardige jongen is het nu. Hij zit op het Amsterdamse conservatorium, hij studeert viola da gamba en cello.
Gerardje viel ’s avonds niet in slaap voordat hem een verhaaltje werd verteld. Als ik bij Antonia op bezoek was, moest ik er ook aan geloven: dan moest ik, oom Ben, een verhaaltje vertellen. Ik deed dat op de volgende wijze, een wijze waarvoor alle paedagogen ons waarschuwen, want (zoals ik eens las in een paedagogenblad) ‘je moet de kinderziel niet teveel belasten’.
‘Gerard,’ begon ik, ‘luister eens goed naar oom Ben. Oom Ben gaat je nu vertellen wat er ’s nachts, als iedereen slaapt, in alle slaapkamers ter wereld gebeurt. Heb je wel eens gehoord van de papertjes?’
‘Nee, oom Ben. Wat zijn dat?’
‘Papertjes, dat zijn héle kleine mannetjes. Nog kleiner dan kaboutertjes en ook een stuk leniger, want hoe komen ze in je slaapkamer? Door het stopcontact. Dus dan begrijp je wel hoe klein en lenig ze zijn.’
‘En wat doen ze dan, oom Ben?’
‘Dat zal ik je vertellen. Je hoeft helemaal niet bang te zijn voor de papertjes, want ze doen je niks. Ze komen uit het stopcontact, meestal met z’n vijven, plus een stofzuigertje. Een stoffer en blik hebben ze ook bij zich. En dan gaan ze onder je bed aan het werk, op de plaats dus waar je moeder niet goed bij kan bij het stofzuigen. En dan maken ze heel zachte geluidjes: zzz-zzz-zzz... Dat is het geluid van hun stofzuigertje. Dat heb je vast wel eens gehoord als je ’s nachts wakker werd, zzz-zzz-zzz-zzz...’
Meestal sliep Gerard dan.

maandag 7 februari 2011

Ha! Dat geloven wij niet!

We klagen veel over de Oranje Nassau’s: ze doen niks en daardoor worden ze steenrijk. Een terechte klacht, dunkt mij. Anderzijds kun je zeggen: ze doen tenminste niks. Dat was vroeger wel anders. Floris V (1254 - 1296) heeft dan wel het Muiderslot te Muiden en het Radboudkasteel te Rad, pardon, te Medemblik laten bouwen, hij liet zich Heer van Friesland noemen, hoewel hij alleen (na drie veldtochten) de West-Friezen eronder had gekregen, want in Friesland zelf kreeg hij geen voet aan de grond – verder was het een schavuit.
Melis Stoke mag dan een hagiografische Rijmkroniek over Floris V hebben bijeengeschreven, ik verwijs u liever naar Joost van den Vondel (Gijsbrecht van Aemstel) en P.C. Hooft (Geeraerdt van Velsen). Zij schreven over de moordenaars van Floris V, en niet zonder reden. Zo zou hij een dochter van Van Velsen hebben verkracht.
Bij Melis Stoke lees je voor het eerst over Floris als der keerlen god (god van de boeren), een poëtische misslag van de eerste orde. Dirkswoud was in die tijd een plaatsje van vredelievende boeren en boerenknechten en hunne vrouwen, vriendinnen en dochters. Verkrachten, dat deed je niet in de 13e eeuw. Je vroeg haar eerst: ‘Wilt gij?’ en vervolgens dook je gezamenlijk het hooi in.
Dat was niet de gewoonte van seksmaniak Floris. Hij verscheen op zijn trouwe Rossinante op de Dirkswoudse landerijen, en keek spiedend om zich heen, zoekend naar het vrouwvolk (vooral zeer jonge meisjes werden zijn slachtoffers, wie niet wou, kreeg een klap met zijn zwaard). En dat dag in dag uit, volgens de overleveringen. Drie jaar lang, van 1287 tot 1290, jaar waarin hij gevangen genomen werd door Zeeuwse edelen, ging hij tekeer in Dirkswoud.
Ik hoef u nu niet meer deze Dirkswoudse uitdrukking uit te leggen: de pik van Floris staat weer stijf.

zondag 6 februari 2011

Hij was depressief

Gerrit Folkertsma was Dirkswouds moppentapper. Hij hield ervan moppen te vertellen zoals deze. Een boer en zijn knecht zijn op het land bezig, het begint te regenen. De boer zegt tegen zijn knecht: haal mijn laarzen eens. Knecht gaat terug naar de boerderij, waar de twee dochters van de boer zitten te spelen. ‘Ik mag jullie allebei een beurt geven,’ zegt de knecht tegen de meisjes. ‘Ha! Dat geloven wij niet!’ is hun reactie. ‘Wedden?’ zegt de knecht en hij schreeuwt naar de boer: ‘Moet ik er één of twee pakken?!’ Boer schreeuwt terug: ‘Alletwee natuurlijk, stom rund!’
Maar zijn vrouw Annie overleed aan kanker, twee jaar geleden, en sindsdien is Gerrit niet meer de oude geweest. Wij vermoeden dat hij zijn grapjes eerst op zijn vrouw uitprobeerde. Dat kon niet meer, en het ging bergafwaarts met Gerrit.
Was hij vroeger nog een gezellige drinker, samen met Annie, hij ging over op de baco’s in café Amperzat. Hij werd ook een goede klant van Slijterij Hillegom, hij raakte zijn werk kwijt bij de gemeentelijke plantsoenendienst, omdat hij eenvoudig niet meer kwam opdagen en het ging steeds slechter met Gerrit. Hij zat vreselijk in zak en as en kwam tenslotte zijn huis niet meer uit. Een buurmeisje hielp hem nog een maand of wat, totdat ze hem aan tafel dood zag liggen: hij had driekwart liter wodka naar binnen gegoten en had vervolgens een plastic afvalzak om zijn hoofd gedaan.
Er lag een briefje voor hem met de woorden: ‘Kennen jullie deze? Een non en een pastoor...’ De rest van het verhaaltje was door verregaande dronkenschap onontcijferbaar gebleven.
Ik bedoel: deze dingen komen óók voor, en waarschijnlijk veel meer dan wij denken. Je hebt natuurlijk de gewone depressievelingen, je hebt de manische depressievelingen, maar je hebt ook de door rouw getourmenteerden. Ze hebben het allemaal zeer moeilijk, dames en heren.

zaterdag 5 februari 2011

Het schiet ook niet op

Ik had op de middelbare school een leraar Nederlands, Piet Meeuwisse, die helaas al onder de zoden ligt, die steeds zei: je mag in een verhaal niet je titel vermelden of er zelfs maar naar verwijzen. Ik begreep deze regel niet, dus ik overtrad die regel vaak, en ook vandaag zal ik dat doen.
Ik reed in mijn comfortabele, witte Citroën Berline door de Noordhollandse lanen en dreven, onderweg eenieder groetend en wuivend naar al wat bewoog, totdat ik aankwam bij Gijs de Deen. Gijs de Deen is – ja, ik weet dat dit verhaal niet opschiet – woonachtig op het adres Oosterzij 22 te Dirkswoud, waar hij in oude boeken handelt (Antiquariaat De Deense Slag).
Je moet, zei Piet Meeuwisse ook, vooral in het begin van je verhaal je alinea’s kort houden. Dat geeft overzicht. Dat is een regel die ik altijd heb opgevolgd.
Terug naar het antiquariaat. Het was een mooie herfstachtige dinsdagmiddag, maar daarover zal ik kort blijven. Het regende niet, het waaide een beetje, bij 15 graden boven nul. Nu volgt het gesprek dat ik voerde met Gijs de Deen.
- Meneer De Deen...
- Zeg maar Gijs, hoor.
(Volgens Piet Meeuwisse moet je de sprekers in een dialoog zó laten beginnen dat de lezer direct begrijpt wie er aan het woord is. Een regel waar ik me aan houd.)
- Ik zoek een Engelse schrijver die leefde van 1795 tot 1821. Op zijn vijfentwintigste maakte hij met blauwzuur een eind aan zijn leven, want hij was depressief en hij had gokschulden.
- Wat is zijn naam?
- Zijn naam is John William Polidori, zijn voorouders waren Italianen.
- En wat zoek je precies?
- Ik zoek naar zijn The Vampyre, het eerste vampierenverhaal dat in het Engels is verschenen, in 1819.
Enfin, het was even zoeken, maar Gijs kwam aan met een boek uit 1972: Great British Tales of Terror (uitg. Gollancz), dat ik van hem kocht voor de prijs van 22 euro, en dat inderdaad dat verhaal van Polidori bevatte.

vrijdag 4 februari 2011

Daar was nog geen ruimte voor

Aan het einde van de 19e eeuw stond Dirkswoud bekend als ‘hoofdstad van homeopathieland’. De Amsterdamse homeopathisch arts Willem van der Nerf (1853-1911) was er de aanstichter van, in zijn boekje De waarheid van de homeopathische behandeling. In dit boekje legde hij uit hoe de homeopathische middelen werden gemaakt: zorgvuldig de stof verdunnen en dan goed schudden (dat noemde hij potentiëren), en dit honderden keren herhalen.
Maar waarin verdun je je stof (bijvoorbeeld arsenicum)? In water natuurlijk. Dat moest wel schoon water zijn, en op een dag kwam Van der Nerf in Dirkswoud, stond bij de Noordervaart, nam een glaasje uit de Noordervaart, dronk het op en verklaarde dat dit het schoonste water was dat hij ooit had geproefd.
VDN N.V. werd opgericht, waarvan hij aan de bevolking van Dirkswoud de afkorting uitlegde: ‘VDN is niet Van der Nerf, maar Vier Dirkswouds Nering!’ Dit viel in goede aarde en de bevolking werd ingeschakeld bij het potentiëren. De oudere Dirkswoudenaren zullen zich de verhalen van hun opa’s en oma’s nog wel herinneren: die stonden zij aan zij te schudden met hun flesjes, het was een drukte van belang aan de Noordervaart. Helaas ontstond al snel de praktijk (Dirkswoudenaren zijn vooral nuchtere mensen) om gewoon je flesje te vullen met water. Punt. Kurkje erop en klaar. Want je gaat niet staan potentiëren en schudden, het schiet ook niet op.
Intussen was het een af en aankomen van die duizenden lege flesjes en de met water gevulde flesjes. De mensen zetten die flesjes, zodra ze gevuld waren met water, gewoon aan de waterkant en dit was VDN een doorn in het oog. Men heeft nog bij de Gemeenteraad geprobeerd om te komen tot een gezamenlijke ophaalplaats, maar daar was geen ruimte voor, aldus de burgemeester. De burgemeester wenste ook een schadeloosstelling voor de daling van het waterpeil in de Noordervaart, en dat was het einde van de homeopathie te Dirkswoud.

donderdag 3 februari 2011

Ik was het alweer vergeten

‘Ik was het alweer vergeten,’ zegt de oude Siem Kerssens vaak, meestal glimlachend. Als je een beetje dement bent en in een dorp woont waar iedereen iedereen kent, hoef je helemaal niet in een tehuis. Als je in een stád woont, zoals Antwerpen of Amsterdam, dan wel.
Siem Kerssens (Noordervaart 200) is nu 89 jaar en loopt nog steeds, bewandelstokt, elke dag zijn rondje door het dorp. Hij trekt ’s ochtends zijn manchesterbroek aan en doet  een hand kleingeld in zijn rechterbroekzak, pakt zijn sleutels van het bijkeukenraam en zijn wandelstok vanachter zijn wasmachine, opent zijn voordeur, sluit die en doet de sleutels vervolgens in zijn linker broekzak. Zo doet hij dat al jaren en dit vergeet hij nooit.
Ik kom hem ook geregeld tegen. Dan zit hij op een bankje langs de weg, wandelstok tussen zijn benen geklemd, want hij weet dat hij soms dingen vergeet.
‘Siemen!’ zeg ik dan.
‘Ha, die Karel. Wat is de ruimte groot, hè?’
Ik weet dat hij niet praat over de oneindigheid van het universum, maar over de ruimte om hem heen. Ook besef ik dat hij zomaar een voornaam uitkiest, waarschijnlijk de eerste die hem tebinnenschiet. Ik neem daar geen aanstoot aan.
‘Vroeger, was er toen minder ruimte, Siemen?’
‘Veel minder. Veel minder.’
Vroeger was Siem Kerssens de dorpshistoricus, hij heeft een boekje De geschiedenis van Dirkswoud geschreven, dat welhaast iedere Dirkswoudenaar nog op de boekenplank heeft staan. Het kan geen kwaad over dat boekje te beginnen, want dan begint hij te vertellen over vroeger.
‘Waar we nu hier zitten, daar was vroeger de zeepfabriek van Piertje Waans, dat stonk altijd tegen je op, maar daar is hij mee gestopt toen zijn vrouw overleed. Daarnaast woonde een stel import, maar die zijn daar gauw weer weggegaan, vanwege de stank. En weer dáárnaast zat Grauwe Willem, dat was de dorpssmid, want je had nog geen auto’s. Daar was nog geen ruimte voor.’