dinsdag 31 augustus 2010

We moeten zorgvuldig zijn

Karst Madema was in september 1995 een knaap van zestien jaar. Zijn vader was boer Madema, vader en zoon woonden in een boerderij op het adres Westerweg 119. Karst’s moeder was al overleden aan slokdarmkanker.
Naast de Madema’s woonde, op nummer 121, de familie Van der Kroos. De familie Van der Kroos had het recht van overpad over een gedeelte van het weiland van Madema. Madema maakte echter bezwaar tegen het onaangelijnd lopen op zijn grondgebied van de bouvier van Van der Kroos. De bouvier maakte de koeien en paarden van Madema aan het schrikken.
Met deze lezing was de familie Van der Kroos het niet eens.
Boer Madema besloot de NCRV te Hilversum aan te schrijven, met het verzoek het programma De rijdende rechter op de zaak te zetten. Dit programma zou in september 1995 beginnen aan zijn zegetocht, met mr. Frank Visser en presentatrice Mieke van der Weij. Enkele leden van de redactie arriveerden ter plekke en de volgende week werden de opnamen gemaakt.
Tijdens de hoorzitting, die gehouden werd in een bijzaaltje van het Dirkswoudse Parochiehuis, zaten Karst en zijn vader vooraan, met naast zich de heer en mevrouw Van der Kroos. In het zaaltje zat ook Martin Gaus, die nog iets zou uitleggen over honden, koeien en paarden.
Wat niemand wist, en ook de NCRV niet of de regie van het programma, was de laaiende verliefdheid die Karst die dag had opgevat voor presentatrice Mieke van der Weij. ‘Dat joch was niet van me af te slaan,’ zou ze later zeggen.
Ook het televisiekijkende publiek zou er nog iets van merken. De NCRV had uiteraard haar uiterste best gedaan om ook maar het allereerste begin van een verhouding Karst-Mieke uit het programma weg te knippen, maar één shot hadden ze vergeten weg te doen: het shot waarin Karst, zittende voorin het zaaltje, een bord omhoog stak waarop in knullige letters geschreven stond: ‘Liefste Mieke, zullen we het een keer doen?’
Daarover later ondervraagd door een journalist van De Dirkswoudenaer, zei Karst erover: ‘Ik was maar zestien. Ik was nog jong en ik wilde wel wat.’
De uitkomst van de zitting was, dat mr. Frank Visser uitsprak dat dat recht van overpad ook gold voor honden, mits ze zouden zijn aangelijnd.

maandag 30 augustus 2010

Deze drastische maatregel

Ik reed van de week weer eens over de Noordhollandse dreven in mijn comfortabele, witte Citroën Berline, en waar kwam ik uit? In het landelijke Dirkswoud natuurlijk. Ik moest een pakketje afgeven aan Aleida Knol, de haaishouster van pastoor Engelbertus de Zeeuw. Een zus van mevrouw Knol, Tonia, woont niet zo ver van me vandaan en had me het pakketje meegegeven. Het was een pakketje ter grootte en ter dikte van een flink pocketboek.
Ik belde dus aan bij de pastorie, en werd opengedaan door de pastoor himself. ‘Goeiedag, good day, guten Mittag,’ zei hij, ‘komt u binnen!’ Ik stelde me voor en volgde hem naar de huiskamer. Hij leidde me naar een tamelijk oude leunstoel met grijze veloursbekleding.
‘En wat voert u naar de Clara-parochie, beste man?’
Ik zei dat ik een pakketje had voor Aleida Knol.
‘Een pakketje voor mijn Aleida? Interessant!’ Hij deed een raam open en schreeuwde: ‘Alei!’ Aleida verscheen aan de buitenzijde en de pastoor zei: ‘We hebben bezoek. Maak eens koffie, ook voor jezelf!’ Aleida verdween rennend naar, vermoed ik, de keuken van de pastorie.
‘Een pakketje, zei u?’ vroeg de pastoor me vervolgens, achter me staand. En het volgende moment bond hij me vast aan de stoel en deed hij een duct-tape voor mijn mond. ‘Deze drastische maatregel is even nodig, meneer. Je hoort zoveel van die pakketjes, tegenwoordig.’
Hij pakte het pakketje uit mijn handen en legde het midden op tafel. Ondertussen kwam Aleida Knol binnen met een blad met drie kopjes koffie. Ze stond even stil en keek met grote ogen toe.
‘Zet maar neer, Aleida. We hebben een pakketje, door meneer hier gebracht.’
Aleida zette de drie kopjes neer, en legde het blad op tafel, waar de pastoor het direct wegschoof, dus nam ze het weer in de handen.
‘We moeten zorgvuldig zijn, waar of niet, Aleida?’
‘Ja, meneer pastoor.’
‘Goed! Pak het wijwater even. Het staat in die hoek daar.’
Aleida pakte de wijwaterbak en de wijwaterkwast, en de pastoor beuzelde wat duivelverdrijvende teksten in het Latijn, en besproeide het pakketje met wijwater. Vervolgens opende hij het pakketje. Er zat in: het boek Bijbel en Babel van prof.dr. Ignatius Klug.
Wel, dat was het einde van mijn vernedering. De pastoor maakte me weer los, haalde de duct-tape van mijn mond af, ik legde Aleida uit dat het boek van haar zus Tonia kwam, die vlakbij me woont.
Het commentaar van de pastoor: ‘Wilt u één schepje suiker? U mag er ook twee hebben.’

dinsdag 24 augustus 2010

Een gezond spektakel

Keiwerpen is een atletiekonderdeel dat nog maar weinig beoefend wordt. Slechts te Dirkswoud wordt het keiwerpen nog fanatiek gespeeld. Hier zijn de spelregels.
Keiwerpen wordt gespeeld door twee teams van elk drie man, de ontvangende partij (O.P.) bestaande uit een hoofdraper en twee bijrapers, en de werpende partij (W.P.) bestaande uit de Eerste Werper en twee bijwerpers.
De Eerste Werper werpt vijf keien van 10 kilogram vanuit stilstand, staande aan de werplijn. De bedoeling is dat zijn vijf keien terecht komen zo dicht mogelijk bij de 20 meter verder getrokken raaplijn. Een kei die over die raaplijn terecht komt, wordt direct uit het spel genomen.
Zodra de vijf keien zijn geworpen, klinkt er een fluitsignaal en kan de hoofdraper van de O.P. proberen de keien op te pakken (te rapen). Dit kan worden verhinderd door de beide bijwerpers, die met vijftig bijkeien (van maximaal 5 kilogram elk) zullen proberen de hoofdraper te raken.
Hier komen de beide bijrapers in actie, want zij zullen trachten te verhinderen dan hun hoofdraper wordt getroffen.
Puntentelling: 1 punt voor het rapen van elk van de vijftig geworpen bijkeien; 5 punten voor het rapen van elk van de vijf geworpen keien.
Na het eerste spel worden de rollen omgewisseld en begint de tweede helft.
Speelveld. Het speelveld voor het keiwerpen was aanvankelijk 30 x 2 meter groot, maar de Dirkswoudse spelregelcommissie heeft in 1986 besloten dat het speelveld 3 meter breed moet worden, gezien het grote aantal gewonden aan toeschouwerszijde.
De toenmalige voorzitter van de spelregelcommissie, de heer Van Heuvelenberg, zei hierover: ‘Risico’s moeten zoveel als mogelijk worden voorkomen, vandaar dat wij deze drastische maatregel hebben moeten doorvoeren. Wij zullen het doorgeven aan de Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie.’
Bekende rapers waren: Kees van der Velden (1963-1985), Arnold Binken (1965-1990) en Johan Kloek (1968-1991).

vrijdag 20 augustus 2010

Kwaad worden zit niet in mijn natuur


Da’s raar, hè? Ik kan niet kwaad worden. Niet op Hitler of Stalin, niet op katholieken of gereformeerden, niet op iemand die voordringt bij de bakker of de slager. Ik word niet kwaad, maar ik probeer te snappen waarom iemand zoiets doet. Daarom word ik zo dolgelukkig als ik iets als dit lees.
Ik kan ook niet kwaad worden op de heer A. de Vogel, Westerweg 162 te Dirkswoud, die mij eens een vreselijke streek heeft geleverd. Dit was het geval.
De heer A. de Vogel (die zich Albertianus laat noemen: ???) is een volgevreten dikzak van honderdvijftig lettergrepen vol embonpoint, op wie de term gezellige dikkerd niet bepaald van toepassing is.
Luister! Want er zijn grenzen, beste lezers, lieve lezeressen.
Het begon in het jaar 1983, toen ik voor het eerst in mijn comfortabele, witte Citroën Berline door het landelijke Dirkswoud reed. Ik groette, ik wuifde, de bevolking straalde. Een gezond spektakel ontvouwde zich: wie zo een wagen bereed, moest wel een magistrale figuur zijn. Ik voelde mij meteen opgenomen in de dorpsgemeenschap.
Ik stopte voor het adres Westerweg 156 en parkeerde daar mijn prachtwagen. Dat adres is van Slagerij-Beenhouwerij Swerts, waar ik mijzelf wou tracteren op enige worst- en vleessoorten. Ik naar binnen, het was er druk. Juist toen ik zei: ‘Doet u mij maar een onsje van uw beste bloedworst’, gebeurde het.
Ik zag het eerst in het glas van de vitrine waarin al het vleeswaar lag opgeborgen, en vervolgens, nadat ik me omdraaide, met mijn eigen ogen: een dikzak van pakweg 17 jaar gooide over mijn, diezelfde ochtend nog glanzend schoongepoetste Citroën Berline een emmer modder en stront! Wat zou u gedaan hebben? Dat deed ik ook. Ik stoof de slagerij uit en achtervolgde de dorpsellendeling, die verdween in het lichtelijk verwaarloosde pand op het adres Westerweg 162, waar ik naast de voordeur een bordje zag met daarop:
‘162.
Joop de Vogel.
Annie de Vogel-Kaspersma.
Albertianus’.
Ik belde aan, maar er werd niet opengedaan. Dus ging ik naar mijn besmeurde auto en reed naar huis. Daar schreef ik een briefje, waaruit ik hier de belangrijkste passages citeer:
‘Geachte heer J. de Vogel,
(...)
U tenslotte verantwoordelijk houdende voor het gedrag van Uw dikke zoon Albertianus, heb ik de volgende kosten gemaakt die ik U in rekening ga brengen:
f 34,75 voor het moddervrij maken van mijn witte Citroën Berline;
f 18,32 smartegeld.
Tezamen makende f 53,07.
(...)
Hoe dikker, hoe onbetrouwbaarder. U zoudt er in den vervolge goed aan doen, het gedrag van uw moddergooiende zoon eens onder de loep te nemen.’
Uiteraard heb ik de rekening nooit betaald gekregen, maar het was een grote voldoening om eens zo’n briefje te schrijven.

woensdag 18 augustus 2010

Een maand geleden ongeveer


Een maand geleden ongeveer was ik in het landelijke Dirkswoud, toen zich daar het volgende voordeed. Een meisje van 19 jaar, Magda van Dieren, zat aan de slootkant van de Noordervaart op haar viola da gamba te spelen. Zij was aan het oefenen, want zij zou over een paar weken in het Parochiehuis (Kerkweg 2) een uitvoering geven van werken van Tallis, Byrd en nog wat katholieke componisten uit die jaren. Ze zat op een visserskrukje tussen de bomen, naast het bruggetje voor Noordervaart 132, haar huisadres.
Ik moest op dit adres zijn omdat een artikel dat de heer Van Dieren geschreven en ingeleverd had (‘De psychologie der bacteriën’) door de redactie van het tijdschrift waaraan ik ook verbonden ben, was afgewezen als zijnde onzinnig. Ik moest die beslissing in een persoonlijk gesprek toelichten, dus ik belde aan, maar hoorde toen het meisje zeggen: ‘Er is niemand thuis, hoor!’
Ze stopte met spelen en ik draaide me om. Maar het meisje zag ik niet meer, het meisje was verdwenen.
‘Hoe nu?’ dacht ik.
In de avond van die dag had de heer Van Dieren zijn dochter als vermist opgegeven bij het politiebureau aan de Zuidervaart 20. Daar ben ik ook gehoord, als getuige, nadat Magda verdronken was gevonden in de Noordervaart, samen met haar krukje en haar viola da gamba. Ze moet de Noordervaart zijn ingeduwd of -getrokken.
‘Ik heb geen idee wat er gebeurd kan zijn,’ zei ik hoofdinspecteur Goossens. Hij noteerde mijn woorden zorgvuldig: Geen. Idee. Toen vroeg hij: ‘U bent niet kwaad geweest omdat er niemand thuis was?’
‘Neuh.’
‘Maar u moest toch heel wat kilometers afleggen voor die rottige bacteriën, en dan...’
‘Ja, maar dat hoort allemaal bij mijn werk. Bovendien rijd ik in een comfortabele, witte Citroën Berline en ben ik graag in uw lieflijke Dirkswoud.’
‘Dus er is geen kans dat u zo kwaad geworden bent dat u het heeft gedaan?’
‘Nee. Kwaad worden zit niet in mijn natuur.’
Enfin. Dit was het einde van het veel te korte leven van Magda van Dieren.

dinsdag 17 augustus 2010

Te biecht bij pastoor E. de Zeeuw


- Wanneer ben je voor het laatst te biecht geweest?
- Een maand geleden ongeveer.
- Hmm. Zeg het maar, zoon.
- Ik heb de laatste tijd onzuivere gedachten, ehm, vader.
- Wat voor onzuivere gedachten?
- Nou, ik woon op de Zuidervaart, in de rijke buurt.
- Dat weet ik. Je woont er mooi.
- Jazeker. Waar ik woon, daar zitten een hoop eenden en zo. Nou ja, niet waar ik woon, maar in de buurt. In het water.
- Waar eenden normaal zitten, ja. Onkuise gedachten. Stremmingen.
- O ja. Moet ik namen noemen?
- Je mag namen noemen. Het is niet per se nodig, maar het kan noodzakelijk zijn.
- Dan noem ik één naam en dat is Jolanda van der Weert. Ze woont op Zuidervaart 19, dat is naast mij, en ze is nog maar negentien jaar, en ze is, zonder het zelf te weten, wonderschoon.
- Jo-lan-da Van der Weert, staat genoteerd. Is ze katholiek?
- Dat denk ik wel, ja. Ik heb haar ontvoerd.
- Hoe hebt u dat aangelegd?
- Met een bos bloemen.
- Dus niet met wapengekletter.
- Nee. Een bos rozen, dat deed het hem. Witte rozen. Want ze kwam langs mijn deur met een collectebus voor een aids-stichting of zoiets, ik zei nee, en toen pakte ik die rozen tevoorschijn — ze was al een deur verder — en ik zei: ‘Jolanda! Jolanda! Kijk eens!’ en toen kwam ze terug, en toen heb ik haar overmeesterd en binnengetrokken.
- En naakt uitgekleed!
- Niet meteen.
- Maar toch snel daarna!
- Nee, we hebben eerst nog naar de tv gekeken. Want ze houdt van mij, de Rijdende Rechter en zo.
- Maar daarna: naakt uitgekleed!
- We hebben elkaar eerst nog eens gekust, dat was nog voor het laatste Journaal.
- Maar wel: naakt uitgekleed!
- Uiteindelijk wel, vader, want toen was het tijd om naar bed te gaan. En wat er toen gebeurd is...
- Vertel het rustig, zoon.
- Toen vertelde ze dat haar broer Jeroen...
- Ja? ja?
- Dat haar broer Jeroen vernoemd was naar de heilige Hjeronymus.
- Meer niet?
- Nee, weinig meer.
- Geen geslachtelijke gemeenschap gehad?
- Neuh.
- Ook niet later met die Jeroen?
- Nee.
- Penitentie: tien weesgegroetjes en tien onzevaders.

maandag 16 augustus 2010

De Dubbele Moord van Dirkswoud

Elk dorp in Nederland kent wel zijn moordverhaal, het bekendst is de Moord van Raamsdonk. Zo is ook Dirkswoud niet gespaard gebleven. Hier volgen de gruwelijke details.

Dirkswoud is een dorpje, gezapig van snit,
katholiek bovendien, so that’s good, isn’t it?

Op het fraaie adres van de Oosterzij 9
daar woonde een man en die heette Verstegen.

Verstegen keek neer op zijn buren van 11,
want die woonden heel vies en nou ja, zeg nou zelf.

Hun tuin was ook groot en niet goed onderhouden,
kevertjes tripten en katten miauwden

en kippen en honden en loslopend vee.
Alles liep los en Verstegen zei: nee!

Hij ging eerst te biecht bij pastoor E. de Zeeuw.
Die zei hem ‘Je doet maar’ en liet toen een geeuw.

Dit feitenverslag is nu, dames en heren,
op ’t punt dat Verstegen bedacht: ‘Mijn geweren!’

Hij pakte er twee (en een dolkmes en bijl)
en hij liep door Dirkswoud, hij liep wel een mijl.

Tot hij bij Oosterzij 11 aankomt. Belt.
Opengedaan. En daar was het geweld.

Schoten (wel twintig) en steken en klieven,
de familie was niet op haar beste qui vive.

Gevolg dus: twee doden en vele gewonden,
die door de dokter snel werden verbonden.

De heer Verstegen zegt nu nog, heldhaftig:
‘Ik deed het zo weer, maar ik ben nu al taftig.’

zaterdag 14 augustus 2010

De geslotenheid is puur


Wie wel eens in Dirkswoud is geweest, weet dat het er daar soms vreemd toegaat. Uit bakkerij Van der Strem, Westerweg 17, komt soms een lucht van wierook, bijvoorbeeld. Je kunt dan wel informeren: waar is die wierook voor? Maar dat vertellen de Dirkswoudenaars je niet, dat vertellen ook de medewerksters van de bakkerij je niet.
Hetzelfde geldt voor de processies, die pastoor Engelbertus de Zeeuw een paar keer ’s jaars laat plaatsvinden. Daar moeten geen pottekijkers bij zijn, dus wordt het dorp afgesloten van de buitenwereld. Het schijnt dat de pastoor dan onder een baldakijn door het dorp loopt, maar het fijne weet ik er niet van. Niemand kan je wijzer maken.
Hugo Witser, redacteur van De Dirkswoudenaer, heb ik er ook naar gevraagd. Hij is mijn bron binnen Dirkswoud, als het gaat om de onverklaarbare zaken (bijvoorbeeld de Dubbele Moord van Dirkswoud in 1957).
‘De pastoor heeft ten eerste een geweldige positie in Dirkswoud. Dat moet je begrijpen. Invoelen. Daar moet je, zeg maar, in meedenken.’
‘Maar is zijn positie dan belangrijker dan bijvoorbeeld de positie van de burgemeester?’
‘In Dirkswoud wel. Veel belangrijker. Als je als raadslid niet naar zijn pijpen danst, kun je het wel vergeten.’
‘Hoe komt dat dan?’
‘Dat heeft te maken met zijn manier van mislezen, zal ik maar zeggen. Als hij een H. Mis doet, dan begint hij steevast met te zeggen, nee, te schreeuwen: Godverdomme, stilte! Iedereen is dan natuurlijk stil. En dan begint hij te brabbelen in het namaak-Latijn.’
‘Dus zeg maar dominus vobiscum enzovoorts.’
‘Ja. En ook de hele rest van saecula saeculorum en zo. Hij begeleidt ook het koor op zijn traporgeltje en hij zingt ook mee. Vals natuurlijk, maar dat heeft hem alleen maar populairder gemaakt bij de Dirkswoudenaars.’
‘Slimme man.’
‘Ja, hij is voorlopig onverslaanbaar.’

vrijdag 13 augustus 2010

Vroeger was het een volkssport

Het ‘kulen’, dat, voorzover ik weet, alleen door de Dirkwoudse dames beoefend wordt, en nergens elders, schijnt een behoorlijk gevaarlijke sport te zijn. Na een kuulzondag zijn er soms vele dames die naar de dokter moeten.
Laat ons eens zien wat de sport behelst, dacht ik. Ik reed dus op een zondagmiddag in mijn witte Citroën Berline naar Dirkswoud, parkeerde mijn prachtige auto, en ging op zoek naar het kuulgeweld der dames.
Het wordt je daarbij niet gemakkelijk gemaakt. Er zouden eens onderzoeksjournalisten op af moeten worden gestuurd, maar ook die zouden niets te weten komen, vrees ik. De geslotenheid is puur, en de Dirkswoudse dames verdragen geen inmenging, en zeker niet van een mannelijke provinciegenoot.
‘Is het een balsport?’ vroeg ik aan Johanna Verver, 81 jaar oud.
‘Nee,’ zei zij, ‘met balsporten heeft het niets van doen.’
‘Waar beoefent men dan het kulen?’
‘Op straat.’
‘Waar dan?’
‘Overal.’
Ik liep verder totdat ik Angela Vredeling ontmoette (32 jaren oud, maar al grijs geworden). Zij zei: ‘Het kulen moet je eigenlijk zien als een protest tegen de mannen.’
‘Hoezo?’
‘Nou, je moet je voorstellen dat een man je bijvoorbeeld (ze maakt een gebaar).’
‘U huh.’
‘Nou. En datzelfde kunnen wij vrouwen natuurlijk zelf veel beter.’
‘Maar hoe komt het dan dat jullie na zo’n kuulzondag naar de dokter moeten?’
‘Er zijn helaas altijd vrouwen die te ver willen gaan. Die, om het zo maar eens te zeggen, te diep willen gaan.’

woensdag 11 augustus 2010

‘U bent geen grappenmaker?’

‘Op de Europese Kampioenschappen Langebaanzwemmen te Boedapest heeft de Nederlandse équipe eindelijk succes gehad. De 22-jarige Kees Markinga uit Dirkswoud behaalde de bronzen medaille op het onderdeel schoonspringen vanaf de 1-meter plank. Hij deed dit in een nieuw Nederlands record van 340,5 punten.’
Tot zover de berichtgeving van Studio Sport, vanavond.Het schoonspringevenement werd vanmiddag uitgezonden door Eurosport en ik volgde de wedstrijd in café-hotel Te Waskip, Oosterzij 28 te Dirkswoud. Daar zat voor de tv een gezellige groep mannen, die helaas ook wel partijdig waren. Kreten als de volgende waren niet van de lucht:
‘Dekselse Kees! Hij duikt ze allemaal de goot in, zie je dat?’
‘Blikskaters, wat een mooie sprong!’
‘Kutsprongetje van die kuttekop uit Roemenië.’
‘Die Duitser kan er ook niets van.’
‘Zie je dat Kees al zijn borsthaar erafgeknipt heeft?’
‘Dat heeft hij eraf geschoren.’
‘Nee, erafgeharst. Dat is beter voor de stroomlijn.’
Ik zat naast Pieter Aling, de nu 66 jaar oude ex-kampioen van Noord-Holland. Zijn mening: ‘Ik ben natuurlijk een oude baas, ik kom nog uit de tijd dat dat schoonspringen kunstduiken genoemd werd. Wij schoren onze benen nog niet, want daar hadden wij de financiën niet voor. Wij kliefden het wateroppervlak en als we onder water waren, haalden we onze zwembroek op. Trainers? Die hadden wij niet. Tegenwoordig zitten ze met zijn achten langs de kant te applaudisseren, om de jury te beïnvloeden, maar daar hadden wij geen geld voor. Kijk, de hele sport is veranderd. Vroeger sprongen wij zo (de heer Aling tekent met zijn vinger de bovenste helft van een cirkel in de wat zurige lucht van het café-hotel). Maar tegenwoordig springen ze zo hoog mogelijk, ze maken wat pirouettes en dan komen ze in het water terecht. De hele sport is atletisch geworden, en dat was vroeger anders. Vroeger was het een volkssport, kunstduiken. Ik deed het zo: ik kwam aanrennen op de duikplank, dan dook ik, en terwijl ik mijn duikvlucht maakte, keek ik zo naar de jury (de heer Aling kijkt verheerlijkt boven zijn glaasje jenever uit) en dan kwam ik zo mooi mogelijk in het water terecht. Dat noemden wij: glad neerkomen. Ik had toen mijn snor ook al, ja. Een zwarte snor.’

maandag 9 augustus 2010

Daar mogen wij zelf ook soms iets zeggen

‘In Toomler Theatercafé vanmiddag een waar gebeurd verhaal, verteld door Karsten Weling. Karsten, de microfoon is voor jou!’
‘Dank je wel. Dank u, dank u. Dit verhaal is echt gebeurd in Dirkswoud, op woensdagmiddag 16 juni jongstleden, om ongeveer tien over drie. Echt waar gebeurd. Dus ik verzin niets.
In Dirkswoud zijn twee vaarten, de Noorder- en de Zuidervaart. Die vaarten zijn in 1825 gegraven door een legertje arbeiders die net het Noordhollands Kanaal gegraven hadden en die werkloos geworden waren. Er loopt geen weg of straat langs die vaarten, zelfs geen pad. Dirkswoud wordt wel ‘het Giethoorn van het Westen’ genoemd, en dat komt door die twee vaarten. U moet in 2025 eens langskomen, dan wordt er een soort bicentennial gevierd. Men is al met de voorbereidingen bezig, het wordt een groot feest. Zet het alvast in uw agenda: 2025, elke zondagmiddag feest in Dirkswoud, met sprekers, oude ambachten, optochten, versierde bruggen en boten enzovoorts.
Maar nu mijn verhaal, dat overigens naadloos doorgaat. Ik woon op het adres Noordervaart 14. Ik had net mijn afwas van de vorige dag gedaan, op die woensdag de 16e juni, toen ik uit mijn raam keek naar het water van de Noordervaart en naar het bruggetje waarover ik elke dag loop, op weg naar de supermarkt. Het was mooi weer, iets na drieën. Toen stapt er een kerel op mijn bruggetje, gekleed in een grijze, cisterciënzer pij, tenminste, ik dacht dat die orde in het grijs gekleed gaat. Midden op het bruggetje blijft hij stil staan, hij klimt op de leuning en hij springt het water in. Een zelfmoordklant, denk ik nog, maar die man komt druipend het water uit en hij gaat weer op mijn bruggetje staan, klimt weer op de leuning en hij springt weer.
Een vreemde gang van zaken. Ik ga mijn voordeur uit en trek de man uit het water. Hij zegt: ‘Merci, mijn naam is Jochem Mijland. Ik wil op het water lopen, net zoals Jezus. Maar ik moet nog wat oefenen, dat heeft u wel gezien.’
‘U bent geen grappenmaker?’ vraag ik.
‘Nee.’
‘Dan moet u het aanpakken zoals die man in het verhaal Brommer op zee uit In de bovenkooi van Maarten Biesheuvel. Die man reed dus over zee op zijn brommer en legde uit dat hij begonnen was door een speld op het water te leggen. En toen is hij steeds verder gegaan, totdat hij uiteindelijk met zijn brommer op zee kon rijden. Waarom heeft u die pij aan?’
‘Nou, ik dacht dat Jezus ongeveer zo gekleed ging. Maar dat verhaal van Biesheuvel ken ik niet.’
Ik moest even zoeken, maar die bundel van Biesheuvel vond ik en ik gaf hem aan Jochem. Zijn pij had hij uitgetrokken en die deed ik in mijn wasmachine. Ik zette koffie voor ons beiden en ik zei: ‘In 2025 is het groot feest in Dirkswoud. Elke zondagmiddag. Dan kunnen we zo’n Jezus wel gebruiken! Je hebt dus nog 15 jaar om te oefenen.’
Dat beloofde hij te doen, maar ik heb hem sindsdien niet meer gezien of gehoord.
Ik dank u voor uw aandacht.’

IJzer roest nog


Op de Westerweg nummer 3 in het landelijke Dirkswoud woont nog steeds de in 1902 geboren heer Wouter Kraaisma. We gingen hem opzoeken, want je weet het niet. Een zo oud iemand kan ook ogenblikkelijk sterven.De heer Kraaisma, die nog elke ochtend zijn eigen grijze vest aantrekt, zorgt nog steeds voor zijn eigen groenten, in zijn eigen groententuin, achter het huis: prei, uien, wortelen, diverse koolsoorten, andijvie, Opperdoezen.- Meneer Kraaisma?
- Verschrikkelijk!
- Meneer Kraaisma, hoe was het tijdens de Eerste Wereldoorlog in Dirkswoud?
- Verschrikkelijk!
- Ja, het zal wel vreselijk zijn geweest.
- Verschrikkelijk!
- Zo veel doden.
- Verschrikkelijk!
- Zo veel leed. Je kunt het nog op de tv zien.
- Verschrikkelijk!
- En later, tijdens de Grote Depressie? Weet u daar nog iets van, meneer Kraaisma?
- Verschrikkelijk!
- De armoede greep inderdaad diep in. Het was ook de tijd dat de tuberculose nog heerste, niet?
- Verschrikkelijk!
- De kinderen moesten naar een koloniehuis in Bergen of in Egmond, toen.
- Verschrikkelijk!
- Dat ben ik met u eens.
- Verschrikkelijk!
- Ja. En even later kwamen de Duitsers ons land binnenvallen.
- Verschrikkelijk!
- En die hebben ons half uitgeroeid.
- Verschrikkelijk!
- Die Duitsers. En weer later verloren wij de finale tegen Duitsland. Weet u dat nog, meneer Kraaisma?
- Verschrikkelijk!
- En een paar jaar later verloren we van de gemene Argentijnen.
- Verschrikkelijk!
- Maar nu is het allemaal een stuk beter, is het niet, meneer Kraaisma? We zitten in de EU, en daar mogen wij zelf ook soms iets zeggen.
- Verschrikkelijk!

donderdag 5 augustus 2010

Onder leiding van pastoor Engelbertus de Zeeuw

In de jaren die ik nu door onze geweldige provincie rijd, in mijn comfortabele, witte Citroën ID/DS Berline (de enige soort auto waarop een mens verliefd kan raken en die in de volksmond snoek of strijkijzer wordt genoemd), word ik keer op keer aangetrokken door de eigenaardigheden die men aantreft in het landelijke Dirkswoud. Ik bereik eerst Alkmaar, wuivend en groetend, daarna Heerhugowaard en tenslotte kom ik aan in het pittoreske dorp.
Ik parkeer mijn Citroën Berline en loop verder, of ik stap in een praam (boât, in het Dirkswouds dialect). Ik ben ook eens in een skarrelboât gestapt, een rondvaartboot, en u weet wel welke teksten je dan worden toegevoegd: ‘Rechts ziet u het huisje, rechts meneer, en daar hep Aleida Knol nog woond.’
Ja ja, denk je dan, maar wie was Aleida Knol dan wel? Een schrijfster, een schilderes, een grootindustrieel feministe? Niets van dat al. Aleida Knol blijkt de huishoudster (haaishouster) van pastoor Engelbertus de Zeeuw te zijn.
Aan dit soort kleinigheden merkt men dat er in Dirkswoud wat anders tegen de dingen wordt aangekeken dan elders.
‘Ik ijver,’ zei pastoor Engelbertus me eens, ‘tegen de verdere afkalving van de moraal! En ik ijver vóór de afschaffing van de scheiding van kerk en staat! Nu hebben de mensen twee instanties boven zich, dat kan er best één worden, bestrijdende ook nog eens het begrotingstekort.’
Engelbertus is, behalve pastoor en herder van zijn trouwe kudde, ook de organist van de St. Clarakerk. ‘Dat heb ik gedaan om de heren in Den Haag eens duidelijk te maken hoe wij in de kerk bezuinigen: de organist was hier onnodig en is dus wegbezuinigd, want ikzelf bespeel tamelijk vaardig het harmonium dat naast het altaar staat. Het is een gewoon traporgeltje en daarop begeleid ik alle gezangen, zoals het Sanctus, het Agnus Dei en zo meer.’
Gevraagd naar hun mening over pastoor Engelbertus, is vrijwel iedere Dirkswoudenaar enthousiast. De heer Pieter Bruinsma, lid van het kerkkoor: ‘Een man van stavast. Een ijzeren wil, wat zeg ik, ijzer roest nog. Een roestvrijstalen wil. Als hij zegt: Nu gaan we het Credo zingen. Pagina negen. Dan weet het hele koor ook dat dat Credo ongeveer op de pagina’s zeven, acht, negen, tien of elf moet staan. Nooit verwarring in de kerk.’

woensdag 4 augustus 2010

Ik begin

Dirkswoud, ook wel ‘Het Giethoorn van het Westen’ genoemd, ligt in de provincie Noord-Holland. Preciezer: het ligt binnen de driehoek Alkmaar-Schagen-Hoorn. Als u vanaf deze drie plaatsen loodlijnen neerlaat die uitkomen op de tegenoverliggende zijden, dan ligt Dirkswoud op het punt waar die loodlijnen elkaar snijden.
Dirkswoud telt 2.461 inwoners (telling gehouden op 9 jan. 2009).
Een eigenaardig kenmerk van Dirkswoud is zijn indeling: er bestaat een Noordervaart, een Zuidervaart, een Westerweg en een Oosterzij. De Kerkweg loopt, midden tussen de Noorder- en de Zuidervaart, van de Westerweg totaan de bij de Oosterzij gelegen Rooms-Katholieke St. Clarakerk. Achter de kerk ligt het kerkhof. Meer straten, wegen, vaarten of pleinen telt Dirkswoud niet, en men is ook van plan het zo te houden. Dirkswouders zijn er trots op dat zij in het enige dorp in Nederland wonen, dat geen nieuwbouwwijk heeft.

Geschiedenis
In 1181 was er al sprake van Dirxwoude. Men maakt zich al klaar voor het grote millenniumfeest in 2181, want de klimaatcrisis zal Dirkswoud niet treffen, noch verwacht men enige andere crisis.
Graaf Dirk van Hoorn gaf Dirxwoude in 1183 stadsrechten (waardoor het kleine gemeentehuis aan de Noordervaart nog steeds stadhuis wordt genoemd), welke rechten verloren gingen na de dood van Dirk in 1184. Binnenkort gaat de wethouder van Sport, Cultuur en Wegenaanleg, de heer A. Braas, praten in Den Haag over teruggave van die stadsrechten.
Het stadswapen (zie boven) herinnert nog aan het graven van de vaarten.
In de jaren dertig van de vorige eeuw werd Dirkswoud bekend om zijn papaverteelt (in de volksmond: ‘snaaiblomme’ of ‘snijbloemen’), van welke teelt men in de jaren tachtig heeft moeten afzien.

Sport en culturele activiteiten
Bekend in Dirkswoud is het zogenaamde ‘keiwerpen’, een gevaarlijke en blessuregevoelige sport.
Voor de meisjes is er het minder gevaarlijke, maar even blessuregevoelige ‘kulen’, waarvan buitenstaanders tot nu toe nog geen kennis hebben kunnen nemen.
Verder zijn er Schaakvereniging St. Clara, Toneelvereniging St. Clara en de Verkenners van St. Clara, alle Rooms-Katholiek van oorsprong, en nog steeds onder leiding van pastoor Engelbertus de Zeeuw.

Geloof en politiek
Dirkswoud is voor het overgrote deel Rooms-Katholiek (96% stemt CDA). Er is ook een klein groepje (jonge) Dirkswoudenaren, die zich verzameld hebben in de ARD (Anti-Racistisch Dirkswoud) en het RWNH (Recht voor Walvissen Noord-Holland).
Pastoor Engelbertus de Zeeuw spreekt zich steeds uit voor afschaffing van de scheiding van kerk en staat.
Bekende inwoners
• Johanna van der Peet (1798-1887), waarzegster.
• Jaap ‘Snaaiblom’ Graatsma (1901-1981), de eerste papaverboer.
• Giselle Draaijer (1846-1892), schrijfster van Al de waerelt.
• Cornelis Draaijer (1868-1939), uitgever van Al de waerelt.