woensdag 31 augustus 2011

Wij houden vol

Beroering in Dirkswoud! Wat is er aan de hand. Aan de Noordervaart is sinds jaren gevestigd Fourniturenzaak Nellie Daas, waar u uw bretels, scharen, naalden, vilt, tule, knopen, ritsen, garen, wol  enzovoorts tegen zeer aantrekkelijke prijzen aanschaft. Plus: u heeft altijd een praatje met Nellie, en dat is uiteraard geheel gratis. Nellie is bovendien de zeer gewaardeerde trainster van het Dirkswoudse damesvoetbalelftal, dat afgelopen weekend nog met 13-2 won van de Spanbroeker dames.
Naast Nellie’s Fourniturenzaak is sedert een half jaar gevestigd de potten- en pannenzaak van de heer P.F. Jesse (volgens Nellie: ‘grootgrutimport van rottend blik’, en inderdaad, de heer Jesse komt niet uit Dirkswoud, de heer Jesse komt uit het onaanzienlijke, ver weg gelegen vlekje Maaskamp). De heer Jesse kent de plaatselijke mores nog niet, hij weet nog niet hoe Dirkswoudenaren met elkaar omgaan.
De heer Jesse wil uitbreiding van zijn zaak, want hij wil ook fornuizen gaan verkopen. Daar heeft hij ruimte voor nodig, en die ruimte zou hij vinden door de Founiturenzaak van Nellie op te kopen en bij zijn potten- en pannenzaak te voegen. Hij ging dus naar Nellie toe. ‘Mevrouw,’ zei hij, ‘zus en zo, en anders gaat u er vanzelf wel uit.’
’k Dacht het niet!, was uiteraard Nellie’s reactie, vertrek uit mijn winkel!
Daarop begon de heer Jesse een reclamecampagne in De Dirkswoudenaer met teksten zoals ‘gelegen naast het verlopen borduurwinkeltje van mevrouw Daas’ en ‘gelegen naast de nagenoeg failliete, al jaren slecht lopende naaigarenzaak van mevrouw Daas’.
Dit liet Nellie natuurlijk niet op zich zitten. Ze ‘verschoonde’ haar etalage, zoals ze het zelf noemt. Ze adverteerde met ‘gratis ijsco’s bij aankoop van minstens 12,50 euro’. Ze heeft voor komende woensdag haar voetbalsters opgetrommeld om, na de training, samen met de plaatselijke drumband, door Dirkswoud te paraderen en het lied ‘Nellie Daas, kapoentje!’ te zingen, onderweg strooiende met lapjes, bolletjes gekleurde wol enzovoorts.
Ze overweegt ook een forse uitbreiding van haar zaak, door de toegenomen klandizie: ‘Ik wil een alleszins redelijk bod doen op de zaak van de heer Jesse, die helaas enige beginnersfouten heeft gemaakt.’
Laat ons hopen dat ze erin slaagt!

maandag 29 augustus 2011

Het gaat hollend naar den afgrond

‘Sommigen hebben mij gezegd,’ zegt predikant Boersma, die bij gebrek aan een kerk te Dirkswoud thuis ‘boersmaat’ (zoals hij het zelf noemt), ‘dat ik mij wel eens te somber uit over de situatie. Jawel, te somber. Dan zeggen zij: kan het niet wat minder, Boersma? Of Kees, als zij mij wat nader staan, want dezulken zijn er ook. Te somber. Ik zal het nu niet hebben over de betreurenswaardige weigering van het gemeentebestuur om over te gaan tot een definitieve vergunning voor de bouw van ons kerkgebouw aan de Oosterzij, alhoewel wij daar telkenjare om gevraagd en gesmeekt hebben. Steeds weer lagen wij op onze knieën voor de burgemeester en vroegen wij: wanneer, vader? Wanneer? Maar wij behelpen ons. Wij houden vol en verduren het! Wij vragen helemaal geen kathedraal of basiliek, wij willen slechts een eenvoudig godshuis, desnoods uit plaggen opgetrokken. Uit plaggen en leem, ja, want de Heer ziet wel onze bedoelingen. Geloofd zij de Heer. Te somber, luidt de kritiek, broeders en zusters. Maar neem nu eens de haast waarmee vooral de jeugd door het leven rent, de haast die zich laat halen uit dit muziekje van een ensemble dat zich Brain Drill noemt. Ik noem dit: raasfietserij. Dat is toch geheel iets anders dan dit prachtige stuk muziek, waaraan wij zo gewend zijn, en waarbij men kan nadenken over de plaats der mensheid in het geheel van het goddelijk universum. Te somber, klaagt men. Maar zou men dan niet somber worden van de toenemende ontkerkelijking en de daarmee samengaande verhuftering van onze maatschappij? Zou men dan niet somber worden van de valse gloed van het atheïsme? Godbewaarme, God zij geloofd. Ik lees hier een briefje voor dat  ik afgelopen week kreeg toegestuurd van zomaar een lidmaat. Beste voorganger, staat er. Hoe krijg ik mijn zoon van veertien weeer  op het rechte pad? Was getekend, mevrouw Die-en-Die te Dirkswoud. Vroeger, ja vroeger, zou mijn antwoord geweest zijn: stuurt u de jongeman maar eens naar mij toe, en dan was het probleem vrijwel opgelost. Maar tegenwoordig belt zo’n jongeman een hulplijn of hij kijkt op internet, en hup, foetsie! Men moet ze al op zéér jonge leeftijd vertrouwd maken met Jezus, Maria enzovoorts. Met vrolijkheid en liefde en met vertrouwen in de Heer. De Heer zij geloofd. Amen.’

donderdag 25 augustus 2011

Ik houd niet van het genre

Er zijn mensen die ik uit de weg ga. Zulke mensen zijn niet schillenboeren, loodgieters, criminelen, PVV-stemmers, gereformeerde medemensen of anderen die klagen over de voortdurende zedelijke verwildering der jeugd (ik lees nu net het prachtige boek Parade der mannenbroeders, Protestants leven in Nederland 1918-1938 van Ben van Kaam. Dat is een boek uit 1964. Van Kaam leeft nog, is 80 jaar, en zegt bijvoorbeeld: ‘Zonder spoorwegnet geen holocaust.’ Dat klopt. Zonder spoorwegnet ook geen Goelag, al ben ik daar minder zeker over. Uit dat boek, dat simpelweg uit hoofdstukjes 1918, 1919 etc. bestaat, valt veel te leren. Uit het hoofdstukje 1926 citeer ik het volgende: De ‘beschaving’ is zoover gevorderd, dat de dansen en de muziek van de onbeschaafde, heidensche negers worden geïmporteerd. En toen dat niet meer voldoende was, het gaat hollend naar den afgrond, haalde men de negers en negerinnen zelf die zoo goed als naakt dansen op het tooneel in Den Haag en Rotterdam. Ja, het was vreselijk. Een pagina verderop staat: Wie zal de ellende peilen, door het bioscoopbezoek veroorzaakt? Want daar waren de volgelingen van Kuiper en Colijn allemaal tegen: gemengd zwemmen, oneerbare kleding voor vrouwen – daar kon de vrouw bij aankoop van een jurk de zitproef voor nemen, toneel, film, dans, muziek behalve wanneer die muziek gemaakt werd op een harmonium, sport. Van al die linkse hobbies moest de gereformeerde medemens niets hebben. Men vroeg zich ook in ernst af, toen de achturige werkdag werd ingesteld: hoe vult de mensch zijn vrije tijd toch? En ja hoor: met zedelijke verwildering zoals sport, bioscoopbezoek, dansen: Toen kwam de neger aan bod. Men ging het leeren van de onbeschaafde volken, men ging bij de heidenen te gast. De cakewalk kwam. Toen de tango. Daarna de charleston. Men ontsloeg een predikant omdat die twijfelde aan het praten van de slang in het bijbelverhaal over Adam en Eva, maar dat kon wel volgens de synode, want dat was een zintuiglijk-waarneembare werkelijkheid).
Zelfs met dezulken kan ik overweg. Waar ik niet mee overweg kan: bijvoorbeeld boekhandelaar Jan Vermaat te Dirkswoud. Vermaat leest mijn stukjes en vindt bijvoorbeeld dat ik mij te pertinent uitdruk. Als ik bijvoorbeeld schrijf dat schilder Cees Broersen, eveneens te Dirkswoud gelegerd, een waardeloze schilder is, die eenvoudig dingen maakt die al in de jaren vijftig en zestig door Fluxus werden vervaardigd – dan maakt Vermaat daar bezwaar tegen: ik had ‘volgens mij’ of ‘althans naar mijn inzicht’ in dat stukje moeten zetten.
Dat soort scherpslijpers ga ik uit de weg.

dinsdag 23 augustus 2011

Reken er maar niet op

Misschien komt het doordat ik al op zeer jonge leeftijd, samen met mijn ouders, Gejaagd door de wind heb gezien. Een kutfilm, als je het mij vraagt en ook als je het me toen had gevraagd, in 1962 of ’63. In 1989 werd die film nog een film ‘van grote culturele waarde’ genoemd. Mijn culturele waarden hebben altijd elders gelegen. Ik heb daarna nog één fictiefilm gezien, in 1977 meen ik: Carrie van Brian de Palma. Ook een kutfilm, hoewel ik lichtelijk verliefd werd op hoofdrolspeelster Sissy Spacek. Daarna heb ik niet één fictiefilm meer gezien. Ik houd niet van het genre. Ik kijk ze ook niet op de tv. Ik weet nog dat ik eens een aflevering van Rawhide zag, thuis, midden jaren zestig, en dat ik mijn vader zei: ‘Dat kan toch nooit bestaan!’ ‘Ja, maar dat is Amerika,’ antwoordde hij. Ik: ‘Maar daar wonen toch ongeveer dezelfde soort mensen als hier?’
Ik vertel dit allemaal omdat er een gevangene is ontsnapt uit de TBS-inrichting ‘De archipel’ te Dirkswoud. Hij was met begeleid verlof en is hem gesmeerd. Begeleid verlof: prima, maar doe die jongens dan een enkelband om die ze er niet zelf af kunnen halen. Of moderner: geef ze een chip mee in de onderarm. Dan weet je waar ze zitten.
Ellie de Wit, die therapeute is in De Archipel, zegt dat dat niet kan, om redenen van privacy. ‘Dan gaan de mensen die zo’n chip niet willen, niet met verlof,’ zei ik. Je moet het niet ingewikkelder maken dan het is.
‘Ja, maar dan wordt het hier helemaal een One flew over the cuckoo’s nest,’ zei ze.
Film gezien, niets begrepen, dacht ik. Ikzelf heb die film niet gezien, ik heb alleen het boek uit 1962 of ’63 gelezen, al toen ik veertien of vijftien jaar was. De schrijver, Ken Kesey, was toen nog niet onder de invloed van mescaline, amfetamine en LSD, zoals hij een paar jaar later, samen met de Merry Pranksters, zou zijn. Hij schreef zijn enige goede boek.
Maar waar ik naar toe wilde: Ellie de Wit (die in niets lijkt op zuster Ratched, ze is zelfs een behaaglijke dame) gelooft dat een fictieve situatie kan ontstaan doordat je in de realiteit iets verandert. Alleen omdat ze die fictiefilm heeft gezien. Ik geloof dat niet: je krijgt alleen een iets veranderde realiteit.

vrijdag 19 augustus 2011

Veel te veel werk

Het is kaatje boter voor de plantsoenendienst te Dirkswoud. Die uitdrukking stamt uit het midden der vorige eeuw, toen Kaatje Gramsma nog een melkwinkel had aan de Oosterzij. In de rest van Nederland zou men kantjeboord zeggen. De mannen van de plantsoenendienst kunnen het werk nog nèt aan, maar ze waarschuwen: laat ons er niet meer werk bij krijgen, want dan loopt de organisatie helemaal de soep in.
En dat net nadat de gemeenteraad toestemming heeft verleend tot het houden van een jaarlijks Woodlands Festival, een festival met voornamelijk folkrockmuziek, dat naar schatting 25.000 bezoekers zal trekken, en dus ongemeen veel werk zal opleveren voor: juist. De plantsoenendienst.
‘Hier zaten wij dus niet op te wachten,’ zegt Bram Homan, die dezer dagen zijn schoffel steekt in de rechteroever van de Noordervaart. ‘Wij kunnen deze uitbreiding van de werkzaamheden eenvoudig niet aan! Wij doen heel Dirkswoud met zes man, het zouden er eigenlijk acht moeten zijn, willen we alles goed doen’ – Bram staat gebogen over zijn in de drassige grond gestoken schoffel – ‘want reken maar even mee: het gras moet gemaaid worden, de bomen gesnoeid enzovoorts, in de herfst moeten alle bladeren weggehaald worden. Taken die wij zo goed mogelijk uitvoeren, let wel!’
‘Het lijkt mij interessant werk, zo midden in de menselijke natuur,’ merkte ik op.
‘Zeker! We worden nauwelijks ooit gezien door de Dirkswoudenaren, maar ze laten een blikje Fanta achter of een papiertje van de King Pepermuntfabrieken, en een kwartier later is dat opgeruimd. Door de mensen van de plantsoenendienst. Want dat komt er ook nog eens bij: wij ruimen al het straat- en jongerenvuil op en zorgen dat Dirkswoud netjes blijft. En nu komt dat festival er nog eens bij! Dat is onmogelijk voor onze dienst. We zijn gistermiddag met een delegatie, Jaap van der Wal en dit persoontje, naar de burgemeester geweest om ons beklag te doen. Weet je wat hij zei? Hij zei: zo enorm veel werk is dat toch niet? Maar stel dat het veel werk is. Stél. Dan evalueren wij dat in de gemeenteraad! Dat is wat hij zei, en hij sloot de deur. Daar stonden wij dan, met onze vuisten vol tanden. We hebben nog even wat rommel opgeruimd voor het gemeentehuis, maar hoe moeten wij dat overbrengen aan onze achterban? Evalueren in de gemeenteraad, het zou wat! Daar lachen de jongens toch om? We hebben vanavond een vergadering bij mij thuis, en dan zal ik ze voorstellen: oké, wij doen mee aan dat Woodlands Festival, maar reken er maar niet op dat het straatvuil in Dirkswoud nog wordt opgeruimd. Het is nu al kaatje boter voor ons, dat festival ontregelt ons hele werk.’

donderdag 18 augustus 2011

Toch houdt hij vol

- Daar ben ik het dus principiéél mee oneens.
- Dus je vindt niet dat we een boekje moeten maken over Oud Dirkswoud?
- Nee.
- Maar waarom dan niet?
- Omdat ik vind: doe het dan voor álle Nederlandse dorpen.
- Niet alleen voor Dirkswoud, bedoel je.
- Ja!
- Waarom?
- Je moet niet Dirkswoud voortrekken, vind ik.
- Dus jij vindt dat we op dit bureau alle Nederlandse dorpen moeten verzamelen...
- Dat is niet mijn verantwoordelijkheid.
- Alle Nederlandse dorpen moeten verzamelen, en van die dorpen ook nog al die oude foto’s bijeen moeten garen, beschrijvingen erbij maken.
- Zo zou het moeten gaan, ja.
- En dan zou ook Dirkswoud erin passen.
- Dan zou ook Dirkswoud erin passen.
- En als ik zou zeggen dat we dat zouden doen?
- Dat doe je niet, want dat is veel te veel werk.
- Het is veel werk, ja.
- Veel te veel.
- Ik heb je gehoord. En als we nu eens beginnen met Dirkswoud?
- Daar ben ik principieel tegen.
- Waarom?
- Omdat het niet zeker is of we wel doorgaan met de rest.
- Maar als ik dat nou beloof?
- Ik voel me er niet verantwoordelijk voor en ik zal er ook niet aan meedoen.
- Dat is heel jammer. Weet je aan wie je me doet denken?
- Nee.
- Aan Bart Asjes.
- Bart wie?
- Bart Asjes uit Het bureau van Voskuil.

maandag 15 augustus 2011

Daar houdt hij van

Ik spreek hem aan met ‘meneer’ Kramer, want ik krijg zijn voornaam (Angel) niet uit mijn keel. Die Angel is niet een hengelonderdeel, maar wordt op zijn Engels uitgesproken, dus u begrijpt me misschien.
Meneer Kramer is de enthousiaste, ietwat roodneuzige en pafferige uitbater van Slijterij Kramer & Zn., die vroeger van zijn vader was. Meneer Kramer houdt zich ook bezig (laat ik het neutraal uitdrukken) als voorzitter, penningmeester, secretaris en (volgens mij) enig lid van de Oranjevereniging Dirkswoud met het koningshuis. Oranje is niet de meest geliefde kleur in Dirkswoud, men moet hier niks hebben van het koningshuis. Was het overal maar zo. Omgekeerd zou koningin Beatrix, gevraagd naar de landstreek waar Dirkswoud deel van uitmaakt, waarschijnlijk ‘Hmm! Gaasterland?’ antwoorden.
Hij zet elk jaar op Koninginnedag roodwitblauwe vlaggetjes en oranje vaantjes op en rond zijn slijterij, hij zet elk jaar de Oranjebittertjes klaar, maar hij is elk jaar verbaasd dat er geen vraag naar is. Toch houdt hij vol. Hij stuurt elk jaar brieven naar Huis Ten Bosch, waarin hij de majesteit schrijft dat Dirkswoud smacht naar haar bezoek, hetgeen niet waar is, maar hij schrijft het. Hij beëindigt zijn brieven zo: ‘Namens de Oranjevereniging Dirkswoud, A.A.A. Kramer (voorzitter)’. Hij weet telkens weer actuele feiten aan zijn schrijven toe te voegen. Vorig jaar schreef hij bijvoorbeeld: ‘En dan nog iets, majesteit! Ongelukken zoals te Apeldoorn zijn niet te verwachten in Dirkswoud, want wij houden daar niet van. U bent in veilige handen.’
Maar dit jaar heeft hij de majesteit links laten liggen en niet geschreven. Dat komt, hij ging eind juni naar het ziekenhuis in Alkmaar met maagklachten, en hij kreeg in het ziekenhuis een herseninfarct, zodat je, met wat herinnering aan je rekenlessen op school vroeger, zou kunnen zeggen: één en één is twee.
Meneer Bakker is verlamd aan zijn rechterzijde en met zijn spraak is ook iets mis: alle dentalen, glutturalen en labialen vermengt hij midden in zijn mond, en ze komen er als ‘zzj’ uit. Hij zit nu in Huize Vrij Uitzicht te Bergen. Daar is wel een spraaklerares, maar ‘hij doet zijn best niet’, klaagt ze. In het begin huilde hij veel, maar dat is overgegaan. Hij heeft zijn typemachine en wat papier van thuis laten halen, zodat hij toch nog wat kan converseren.
Ik was vorige week bij hem op bezoek, ik gaf hem een hand, wat een vreemd gevoel gaf (mijn rechter- in zijn linkerhand). Ik zag een vel uit zijn tikmachine steken, en hij liet me zien wat hij getikt had: ‘Mahesteit! Nu hoeft u niet meer op bezoek in Dirkswoid te komen, want ondergetekende is verslagen. Namens de Orankevereniging Dirkswoud, A.A.A. Kramer (boorzitter).’

zaterdag 13 augustus 2011

Ik schaak een beetje

De Dirkswoudenaar Piet Brachtsma ziet eruit als een boekhouder (in mijn middelbare schooljaren zei ik eens: toon mij een foto van een leraar, en ik zeg je welk vak hij geeft, het maakt niet uit: wiskunde, natuurkunde, geschiedenis, maatschappijleer, Nederlands, Latijn), en hij is ook boekhouder. Hij werkt bij Aannemingsbedrijf Ter Laan te Dirkswoud en schijnt daar zeer gelukkig te zijn.
Boekhouders hebben een geheim leven. Brachtsma ook. Hij schaakt, ik heb een paar partijen tegen hem gespeeld, en het viel me niet mee. Het zijn vaak de boekhouders en de klerken die het meest avontuurlijk schaken. De mensen die op survival-tochten en op wereldreizen gaan, schaken vaak het saaist.
In de Dirkswouder schaakkringen staat Brachtsma bekend als de ‘zwarte panter’, ondanks zijn grijze haar en niet zeer gymnastische lichaamsbouw. Hij doet bij Ter Laan de boekhouding, de facturen, de offertes (die hij, om onbekende redenen, ‘offerandes’ noemt), het voorraadbeheer en het personeelsmanagement. ‘Maar in het schaken ben ik een duivel,’ zegt hij zelf, en vooral met zwart kan hij er inderdaad wat van. ‘Ik houd van open spel, niet van dat berekenende.’
Op 1.e4 speelt hij 1..., f5 (het Fredgambiet), op 1.d4 speelt hij 1...e5 (Englundgambiet), op 1.c4 speelt hij 1...b5 (Jaenischgambiet) en op 1.f4 speelt hij 1...e5 (Fromgambiet). Zeer wilde en twijfelachtige openingen, maar daar houdt hij van. Ik denk dat hij op 1.Pc3 bijvoorbeeld 1...g5 speelt en op 1.Pf3 ook 1...g5.
Ik was van de week bij hem thuis om weer een potje te schaken, hij had bord en stukken al op de keukentafel klaargezet en hij zat zelf aan de zwarte kant. ‘Jij mag met wit spelen,’ zei hij. ‘Oké,’ zei ik. Ik moest een niet zo gangbare eerste zet spelen, wist ik, dus ik speelde 1.b4, verwachtende 1...a5 of 1...c5. Hij smijt met pionnen, want ‘met pionnen is het een damspel’. Hij speelde het Birminghamgambiet, dus 1...c5. Ik dacht weer na: zou het niet het verstandigst zijn om 2.b5 te spelen? Nee. Ik speelde 2.bc5 en hij speelde 2...d6, waarop ik 3.cd6 deed en hij kalm 3...Pc6. Ik pakte maar door met 4.de7, hij speelde 4...Lxe7 en zei: ‘Dit is de Dirkswoudvariant van het Birminghamgambiet!’ U moet het maar eens naspelen.
Toen ik zeer diep zat na te denken, kaken en oren tussen de handen, over mijn 13e zet, kwam zijn vrouw binnen: ‘Moeten jullie koffie hebben, jongens?’ ‘Ja,’ zei Brachtsma, ‘met prik.’ Prik was in huize Brachtsma de benaming voor vieux. Ze boog zich naar me over en zei: ‘En jij?’ ‘Met suiker en melk, alstublieft,’ zei ik.
Ik verloor uiteraard de partij. The black panther was at it again.

zaterdag 6 augustus 2011

Wat de liefde betekent

Ik ben een man van bijna 58 jaar, ik lijd aan hartfalen, een ziekte waar ze nog niets tegen hebben gevonden, maar waartegen ik sinds 2002 een zevental medicijnen slik (Cardura, Carvedilol, Isosorbide mononitraat, Fosinoprilnatrium o.a.), waarbij ik me redelijk wel bevind. Ik heb etalagebenen, ik heb een herseninfarct gehad, in 2002 (geen blijvende schade van ondervonden, voor zover ik het zelf kan overzien), en in mijn verleden zitten dertig jaren van manische depressiviteit, periode die nu ongeveer elf jaar geleden werd afgesloten. Ik zit nog wel eens een paar dagen in een dip, maar dat stelt niets voor. Ik heb ook last van een tamelijk ernstige vorm van heimwee. Roken en drinken heb ik sinds kort afgezworen.
Tot zover het slechte nieuws. Nu het goede.
Van 2006 tot juni 2010 ben ik verliefd geweest op Alice S., sommigen van de lezers zullen haar nog wel kennen: als je haar eenmaal gezien en gesproken had, vergat je haar niet meer. Ze stierf aan allerlei kankers, in juni 2010. Sindsdien ben ik weer alleen.
Mijn hobbies: het internet (vooral Wikipedia), ik schaak een beetje, ik lees een beetje, ik schrijf een beetje. Ik kook graag. Ik ga graag naar Dirkswoud, waar ik allerlei merkwaardige zaken noteer. Zo was pastoor Engelbertus net bezig vuil uit zijn kliko te kieperen en dat vuil te verzamelen in een vuilniszak. Toen ik er voorbij liep, zei hij: ‘Verontreiniging van de jeugd!’ De vuilniszak sleepte hij naar het jeugdhonk van Dirkswoud, twee straten verder. Hij zette de vuilniszak voor de deur en plakte er een papiertje op, waarop hij ‘GRATIS!!!’ schreef.
Dit soort verhaaltjes liet ik eerst aan Alice lezen voordat ik ze publiceerde, en haar reactie was dan vaak een aardig grijnzen.
Ik zoek weer een vrouw. Liefst wonende in of om Dirkswoud. U mag best ziek of gehandicapped zijn, want dat ben ik zelf ook. Als u uw goede humeur maar hebt behouden. Meer vraag ik eigenlijk niet.

woensdag 3 augustus 2011

Spannende verhalen

Ik was afgelopen weekend met vakantie gegaan (met mijn éénpersoons tentje) naar Camping ‘Gedroomd Paradijs’ te Dirkswoud. Ik begreep al niet waarom dat niet gewoon ‘Het Paradijs’ mocht heten, maar goed. Ik had mijn laptop bij me, want ik controleer, ook tijdens mijn vakantie, graag het verkeer.
Zo zag ik vanavond op Discovery een oude aflevering van Most evil, die over cultvolgers ging die moorden pleegden. Daarin werd gezegd dat iedereen het risico liep om bij zo’n cult betrokken te worden. Het spijt me, ik althans zal nooit een cultvolger worden. Zeker geen moordende cultvolger. Het zit eenvoudig niet in mijn karakter om ooit iemand te volgen. Ik maak het zelf wel uit. Zo gauw Wilders of Pechtold iets tegen elkaar schreeuwen, denk ik: houd beiden je grote muil, kinderen. Vertegenwoordig ons volk, meer niet.
Wel was het het afgelopen weekend te Dirkswoud zeer regenachtig. Het kwam bij bakken uit de hemel. Het zullen misschien ‘plaatselijke buien’ zijn geweest, want ik heb nog even naar thuis gebeld, en daar scheen de zon volop. Maar ik had een regencapeje meegenomen, en zo liep ik naar café Amperzat, onderweg eenieder vrindelijk groetend.
In Amperzat was een evenement gaande dat ballenbak werd genoemd, en waarvan ik de precieze principes nog niet weet, maar je stoot met een keu een bal, en die bal moet dan in een gat vallen, en zo verder. Ik had geen idee, ik bestelde een beurt aan de bar, ik kreeg een keu en ik stootte en toen kreeg ik een getal: twee! Blijkbaar had ik een twee gestoten. Er werden daarna nog cijfers omgeroepen als: vijf! zestien! drieëntwintig! Ik bemoeide me er al niet meer mee, want ik zat met een léuke dame, van nauwelijks 45 jaar, nog zeer gevuld slank, en we zaten elkaar uit te leggen wat de liefde betekent, u begrijpt wel dat er drank aan te pas kwam. Port!
Aan het einde van de avond, toen ik juist gewezen had op het éénpersoonsgehalte van mijn tentje en dat daar helaas geen plaats zou zijn voor een tweede persoon, hoe graag je dat ook zou willen!, ze begon met knievoelingen mijn verzet al te breken – hoorde ik iemand in de microfoon schreeuwen: ‘Eerste plaats deze avond: de heer Hogendoorn met maar twéé punten!!!’
Natuurlijk was er een terecht applaus voor deze uitnemende prestatie, ik boog ook. Zei: ‘Zal ik het nog eens doen?’ Dat hoefde niet, ik kreeg een beker en  mocht als eerste kiezen uit de prijzen. Daar koos ik een mooie bos rode rozen uit, die ik gaf aan de heerlijke dame, met wie ik daarna verder trok.