vrijdag 31 december 2010

Wij rekenen in eeuwen

Pier Stintsma: ‘Prins Hendrik was zeer geliefd in Dirkswoud, hij kwam hier vaak in de jaren twintig. Waarom? Om te jagen. Er kon geen gans of eend opvliegen of: ploefff! En daar lag de vogel. Nee, wij zijn altijd van de Oranjes geweest. Na de jacht ging hij altijd naar de Amperzat en daar ging het van: ‘Goed geschoten, prins!’ Dan zei Hendrik: ‘O ja? Doe mij dan nog maar een grote pils!’ Adel, niet? Van Mecklenburg-Schwerin. Want rijk is hij er niet van geworden, van dat trouwen met Wilhelmina. O nee! De Oranjes zijn later pas rijk geworden.
Het was geen gul persoon, Hendrik, maar het was wel een áárdig persoon. Vond tenminste mijn oma, die toen werkte in de bediening in de Amperzat. Oma Van der Stomp. Annie. God, wat een leuke verhalen ze vertelde over Hendrik!
Ja, hij heeft haar met een kind laten zitten: mijn vader. Toen heeft hij nog gezorgd voor een trouwkandidaat voor mijn oma, opa Stintsma, die ergens uit Friesland kwam, en toen heette mijn vader ook Stintsma.
Maar eigenlijk zijn wij dus van adellijken bloede, wij zijn Van Mecklenburg-Schwerins. Op zijn minst, want voor hetzelfde geld zou je kunnen zeggen dat wij van de Oranje-Nassaus zijn. Maar zover willen wij niet gaan, want wij Stintsmaatjes hebben het niet zo hoog in de bol.
Dus daar zat ik nu achteraan, mede geholpen door mijn lieve vrouw, die vindt dat er nu eindelijk eens recht gedaan moet worden. Corrie vindt dat de Van Mecklenburg-Schwerins er eindelijk eens voor moeten uitkomen, via de adelsbrieven, zodat ons huis aan de Zuidervaart ‘met de juiste tekenen bekleed kan worden’.  Ja, zegt Corrie, wij moeten ooit nog eens dat wapen van de Van Mecklenburg-Schwerins boven onze voordeur hebben staan.
Daar is ze fel in. Ikzelf ben er minder enthousiast voor, want ik vind: als die Hendrik rondneukte met wie dan ook, dan is dat toch prima? Maar dat moet ik niet zo zien, zegt Corrie. Mijn oma is geneukt door een adellijk persoon, dus dan zal die dat weten ook.
Ikzelf vind het eigenlijk hooguit een leuk idee dat ik afstam van die hoge Russische adel, en dat ik toch geen leukemie heb.’

donderdag 23 december 2010

Een belangrijk onderdeel

Hoe is de kerk toch zo rijk kunnen worden? Van vroeger kan ik het me nog een beetje voorstellen: de kapelaan of de bisschop ging naar een koning of baron toe, of naar andere rijkaard, en zei: ‘Laat je vastgoed na aan de kerk, dan zorgen wij voor je heiligheid.’ Zo gezegd, zo gedaan en dan kon er weer een Benedictijner klooster ergens worden neergezet. Maar hoe komt de Bank van Rome aan zoveel geld? Het is toch niet allemaal mafia-geld?
Met deze vragen ging ik naar pastoor Engelbertus van Dirkswoud, die eerst antwoordde: ‘Jáááh!’ Maar even later zei hij dat de collectes tijdens de H. Mis een belangrijk onderdeel vormden van de rijkdom van Rome. ‘Hoeveel procent er van die collectes naar Rome gaat, zou ik even moeten nazien, maar je kunt wel nagaan: als er maar 5% van alle collectegelden naar Rome gaat, dan kunnen ze daar elk jaar wel een Lateraans concilie houden.’
Dus u draagt ook 5% van de collectegelden af?
‘Ja.’
Terwijl u toch zo arm bent en u wilt een nieuwe kerk gaan bouwen.
‘Ja, maar zoals de Here het ongeveer heeft gezegd: de armen zijn Mij ook welgevallig. Natuurlijk zijn wij het happigst op de rijken dezer aarde, want ook de rijken zullen Hem welgevallig zijn. Maar van de rijken moeten wij het niet meer hebben, hè. Dus dan is het logisch dat je van de onderkant plukt. Van de collectes. Gelukkig heeft de kerk de afgelopen eeuwen goed belegd en keurig voor zijn centjes gezorgd.’
Die nieuwe houten kerk, komt die er nog?
‘Ik denk het wel. Ik ben nog in conclaaf met bisschop Punt, maar die zegt ook: een stenen kerk, dat is: steen, mortel, specie enzovoorts. Maar een houten kerk, dat is alleen hout met spijkers. Ik heb hem ook gewezen op de houten kathedraal van Paramaribo. Het heeft even wat onderhoudswerk gegeven, maar hij staat er weer prachtig bij. Zo zou het ook hier in Dirkswoud kunnen gaan. Je kiest een beetje goed hout uit, tropisch hardhout of zoiets, dat wel een eeuw meegaat...’
En de brandweer is het er ook mee eens?
‘Ja, maar wanneer lees je nou ooit dat er een kerk in vlammen is opgegaan? De laatste keer in Nederland was in 1940, volgens mij. Rotterdam. We zullen wel een brandverzekering moeten afsluiten, maar als die kerk eenmaal gebouwd en in gebruik is, dan stoppen we met betalen. Die verzekeringsmaatschappijen rekenen in jaargeld, winst, een goede balans enzovoorts. Dat is met de kerk helemaal anders. Wij rekenen in eeuwen.’

dinsdag 21 december 2010

Die hoor je bijna nooit

De PVV is geen partij, zoals u weet. Geen vereniging, geen leden. Dus een PVV afdeling Dirkswoud bestaat ook niet, maar toch zijn er wel enkele mensen die zich met het gedachtengoed der PVV in Dirkswoud bezighouden. Je hoort ze alleen niet. Ik kwam er pas achter dat dezulken bestonden na navraag in een aantal winkels. Daar zei men dat ik eens moest gaan praten met Joop Meier, rijwielhersteller aan de Westerweg. Ik naar de heer Meier.
- Wat moet je? Je hebt niet eens een fiets.
- Ik wilde u vragen over de PVV.
- Ah! De Partij van Venlo, zoals we hem voorlopig maar zullen noemen. Wat wou u weten?
- Of het nog wat wordt, in Dirkswoud.
- Jazeker wordt het wat, want we krijgen nu Hero in de Provinciale Staten van Noord-Holland en Hero is de man van de democratie, nietwaar? U heeft mij nooit horen beweren dat het niks blijft in Dirkswoud!
- Maar ik hoor u nooit.
- Dat komt, we zijn hier nog geen partij. Die moet nog opgericht worden. Maar als we er eenmaal zijn, zullen we streven naar een politiek evenwicht, met de PVV als meerderheidsfractie. Kijk, de PVV is de naaf aan de fiets der maatschappij. Het moet rollen, zeggen wij altijd.
- En hoe ziet u het CDA dan?
- Als de ouderwetse terugtraprem. Daar kan je de maatschappij niet meer mee besturen, want die maatschappij moet vooruit. Die moet in beweging blijven. Wij kijken naar links, wij kijken naar rechts, en dan steken wij over. Dat is ons motto.
- Het CDA is wel de grootste in Dirkswoud.
- Ja, maar wij kijken niet naar anderen. Wij kijken alleen naar onszelf, en dat heeft onze Geert ook steeds gezegd: kijk alleen naar jezelf. Dan kun je groter worden dan de rest. Maar met die democratie zit hij fout, dat geef ik toe en dat mag best eens gezegd worden. Zet de democratie in werking en er zullen honderden plaatselijke afdelingen ontstaan. Dat zal een accelleratie geven in de maatschappij, daar heeft Geert nog geen weet van. Duizend tulpen zullen bloeien. Van de fiets der maatschappij is de versnelling een belangrijk onderdeel!

maandag 20 december 2010

Wat een geruststelling

Leo (‘Zeg maar Leonardo’) Goossens heeft een persoon gearresteerd voor de drie moorden op Dirkswoudenaars. Ik weet niet wie, ik weet slechts dat ik het niet zelf ben. Wat een geruststelling! Leo zegt dat de moorden nu opgelost zijn. Ik zei hem: ‘Gefeliciteerd!’ Leo: ‘Jij ook gefeliciteerd, jongen!’ Hij zei dat hij me nooit ernstig verdacht had: het feit dat ik bij die drie moorden aanwezig was of bijna was geweest, pleitte hooguit voor mijn journalistieke dadendrang, zoals hij het noemde. Hij stelde voor, een kopje koffie te nemen in Amperzat. ‘Om de zaak af te blazen.’
‘Wie het was, die we gearresteerd hebben, dat kan ik je niet zeggen,’ zei Leo later, ‘maar ik kan je wel zeggen dat wij hier niet volgens een tunnelvisie hebben gewerkt. Hadden we dat gedaan, dan had ik jou onmiddellijk gearresteerd.’
‘Dank je wel, Leo. Dat ik er bij was, of tenminste bijna bij was, drie keer, dat komt doordat ik elke dag in Dirkswoud ben. Dat maakt het statistisch moeilijk om ergens niet bij te zijn.’
‘Nu wat anders. De muziek. Ik houd bijvoorbeeld wel van de Italianen. Corelli, Vivaldi, noem maar op. Daar houd jij niet van?’
‘Nee, niet erg. Het is mij niet droevig genoeg. Er zit teveel optimisme in. Neem die Lente en die Zomer bijvoorbeeld, dat is me allemaal veel te vrolijk. Goede muziek is in mineur geschreven. Op droeve toon gebracht. Het mooiste dat de mens heeft voortgebracht is een ding zoals dit. Ik houd het meeste van de componisten van zeg 1400-1600. Dus Dufay, Ockeghem, Byrd, Tallis, Tomkins.’
‘Die hoor je bijna nooit.’
‘Nee, als ze op de radio aan oude muziek doen, beginnen ze meestal bij Bach of Buxtehude. Dat is ook niet slecht natuurlijk, want Bach mag ik graag horen.’
‘En Mozart?’
‘Ik zal je een geheim vertellen, Leo. Ik kan Mozart eigenlijk niet uitstaan. Teveel gewriemel. Ik weet wel dat je dan een schavuit bent, en je moet het ook niet verder vertellen, maar Mozart? Nee. En ik heb die film Amadeus nooit gezien!’
‘Houd je nog van modernere muziek?’
‘Je bedoelt popmuziek en zo?’
‘Bijvoorbeeld.’
‘Nou nee. Ja, je hoort soms wel een aardige melodie. Maar nee, het houdt niet over.’

maandag 6 december 2010

Daar had ze zelf om gevraagd

Amanda Grewel, inwoonster van Dirkswoud en werkzaam bij de Coöperatieve Melkfabriek Dirkswoud (Comedi), leefde van 1953 tot 2001. Op de 16de januari van dat jaar overleed ze, aan ik weet niet meer welke plotselinge ziekte. Amanda was een apart geval: een mooie vrouw die enorm hield van de Kindertotenlieder van Mahler. Mahler was zelf ook nogal gesteld op de lyriek van die liedteksten van Friedrich Rückert. Ik vind het verschrikkelijke teksten en ik vind ook die muziek niet om aan te horen en ik heb nog nooit iemand horen of zien uitleggen hoe het komt dat een toch tamelijk begaafd iemand als Mahler – ik houd helemaal niet van zijn muziek, maar dat kan aan mij liggen – dat een man als Mahler er zo mee is ingestonken.
Toch ben ik, in de wilde jaren negentig, verliefd geweest op Amanda, en dat betekende de ganse dag: de Kindertotenlieder. Ze had ze in verschillende uitvoeringen, ze had er ook boeken en artikelen over, ze wist ook alles van die Friedrich Rückert (‘Hij is zelf twee kinderen kwijtgeraakt, en daar schreef hij dus eigenlijk over, snap je wel?’).
Ze draaide haar Kindertotenlieder op een grammofoon. Kinderen, dat betekent: die muziek stond op vinyl platen. Daar moest een naald op enzovoorts, en dan kwam er geluid uit. In de jaren negentig was het hier en daar nog in de mode om te zeggen: die CD’s, dat kan toch niet op tegen de ouderwetse platen. Ikzelf was allang overgegaan op CD’s. Amanda vroeg me: ‘Van welke muziek hou jij nou het meest? Hoempapamuziek soms?’
Ik vertellen: Bach, Byrd, Zelenka, Tomkins, Agricola, Dufay, Tallis. ‘Dus van de ouwe troep, daar hou ik nou het meest van. De ouwe troep tot zeg maar Mozart.’ ‘Dus jij houdt van barokmuziek. Hou je ook van Vivaldi?’ ‘Nee, van Vivaldi hou ik helemaal niet, dat vind ik simpel gepingel. Ik zal volgende keer een stelletje CD’s meenemen en een CD-speler.’
Zo gezegd, zo gedaan. Hoe het gekomen is, weet ik niet meer uit mijn geheugen te peuren, maar op een gegeven moment was haar grammofoon onklaar. Geen Kindertotenlieder meer, wat een geruststelling. Ze heeft later nog wel een andere platenspeler aangeschaft, maar toen was onze liefde al over.