Ik reed vanochtend weer eens over de Noordhollandse lanen en dreven, groetend en wuivend, in mijn comfortabele, witte Citroën Berline, totdat ik aankwam in het landelijke Dirkswoud. Ik parkeerde mijn automobiel, en daar was mijn goede vriend Leo (‘Je mag ook Leonardo zeggen’) Goossens, de Dirkswoudse politieagent.
‘Wat, heer Hoogeboom, een problemen!’ zei hij.
‘Vertelt u maar. Dat lucht op.’
‘U kent het zaadveredelingsbedrijf van de Westertjes?’
Dat kende ik inderdaad: een prachtig bedrijf aan de Oosterzij. Het behoorde toe aan de broers Bernhard en Clovis Wester, die hun voornamen hadden gekregen van hun vader Hendrik, wiens bedrijf later werd overgenomen door zijn twee zoons.
‘Welnu! Hun hele voorraad bloemkoolplanten is vorige week gestolen. En wie moet dat weer oplossen? Ik. Deze meneer, ja.’
‘Dat is niet zo mooi. Ze wilden net internationaal gaan met hun bloemkool, had ik gehoord. Heeft u al aanwijzingen?’
‘Weinig. De broers zaten op die avond in Amperzat op de biljartclub, hun vrouwen waren ook niet thuis. De buren hebben om een uur of tien wel een vrachtwagen horen komen en ze hoorden ook wel dat er iets ingeladen werd, maar die buren dachten dat dat gewoon de broers Wester zelf waren, die aan het overwerken waren.’
‘Maar Clovis en Bernhard zaten in het café.’
‘Ja. Ze kunnen het dus niet zelf gedaan hebben.’
‘Wie heeft er een vrachtwagen in Dirkswoud?’
‘Ik denk dat er drie vrachtwagens zijn in Dirkswoud. Buiten de vrachtwagen van de Westertjes zelf dan. Die drie vrachtwagens rijden ’s nachts en ’s ochtends vroeg voor de C-1000 supermarkten.’
‘Die kunnen we dus uitschakelen. U moet weten dat de zaden voor die bloemkoolplanten genetisch gemodificeerd waren, waardoor ze ook op leemachtige gronden goed groeien. Dat was waarom ze ermee de internationale markt op zouden gaan. Dat heeft iemand willen verhinderen. Eens denken... Er zijn in Noord-Holland ongeveer 35 zaadveredelingsbedrijven, collega’s van de Westertjes. Daar moet de schuldige tussen zitten, lijkt mij. U zou Clovis en Bernhard eens moeten ondervragen. Vragen wat zij zoal verteld hebben over hun bloemkoolplanten aan de collega’s. Ook moeten die geweten hebben dat er op die avond niemand thuis zou zijn. Dus: wie hebben zij verteld dat ze op die biljartclub zaten. Waar zaten hun vrouwen?’
‘Op de zangvereniging in het Parochiehuis.’
‘Die drie dingen, de bloemkoolplanten, de biljartclub en de zangvereniging, moeten ze aan iemand hebben verteld. Daar moet je dan verder zoeken.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten