maandag 9 augustus 2010

Daar mogen wij zelf ook soms iets zeggen

‘In Toomler Theatercafé vanmiddag een waar gebeurd verhaal, verteld door Karsten Weling. Karsten, de microfoon is voor jou!’
‘Dank je wel. Dank u, dank u. Dit verhaal is echt gebeurd in Dirkswoud, op woensdagmiddag 16 juni jongstleden, om ongeveer tien over drie. Echt waar gebeurd. Dus ik verzin niets.
In Dirkswoud zijn twee vaarten, de Noorder- en de Zuidervaart. Die vaarten zijn in 1825 gegraven door een legertje arbeiders die net het Noordhollands Kanaal gegraven hadden en die werkloos geworden waren. Er loopt geen weg of straat langs die vaarten, zelfs geen pad. Dirkswoud wordt wel ‘het Giethoorn van het Westen’ genoemd, en dat komt door die twee vaarten. U moet in 2025 eens langskomen, dan wordt er een soort bicentennial gevierd. Men is al met de voorbereidingen bezig, het wordt een groot feest. Zet het alvast in uw agenda: 2025, elke zondagmiddag feest in Dirkswoud, met sprekers, oude ambachten, optochten, versierde bruggen en boten enzovoorts.
Maar nu mijn verhaal, dat overigens naadloos doorgaat. Ik woon op het adres Noordervaart 14. Ik had net mijn afwas van de vorige dag gedaan, op die woensdag de 16e juni, toen ik uit mijn raam keek naar het water van de Noordervaart en naar het bruggetje waarover ik elke dag loop, op weg naar de supermarkt. Het was mooi weer, iets na drieën. Toen stapt er een kerel op mijn bruggetje, gekleed in een grijze, cisterciënzer pij, tenminste, ik dacht dat die orde in het grijs gekleed gaat. Midden op het bruggetje blijft hij stil staan, hij klimt op de leuning en hij springt het water in. Een zelfmoordklant, denk ik nog, maar die man komt druipend het water uit en hij gaat weer op mijn bruggetje staan, klimt weer op de leuning en hij springt weer.
Een vreemde gang van zaken. Ik ga mijn voordeur uit en trek de man uit het water. Hij zegt: ‘Merci, mijn naam is Jochem Mijland. Ik wil op het water lopen, net zoals Jezus. Maar ik moet nog wat oefenen, dat heeft u wel gezien.’
‘U bent geen grappenmaker?’ vraag ik.
‘Nee.’
‘Dan moet u het aanpakken zoals die man in het verhaal Brommer op zee uit In de bovenkooi van Maarten Biesheuvel. Die man reed dus over zee op zijn brommer en legde uit dat hij begonnen was door een speld op het water te leggen. En toen is hij steeds verder gegaan, totdat hij uiteindelijk met zijn brommer op zee kon rijden. Waarom heeft u die pij aan?’
‘Nou, ik dacht dat Jezus ongeveer zo gekleed ging. Maar dat verhaal van Biesheuvel ken ik niet.’
Ik moest even zoeken, maar die bundel van Biesheuvel vond ik en ik gaf hem aan Jochem. Zijn pij had hij uitgetrokken en die deed ik in mijn wasmachine. Ik zette koffie voor ons beiden en ik zei: ‘In 2025 is het groot feest in Dirkswoud. Elke zondagmiddag. Dan kunnen we zo’n Jezus wel gebruiken! Je hebt dus nog 15 jaar om te oefenen.’
Dat beloofde hij te doen, maar ik heb hem sindsdien niet meer gezien of gehoord.
Ik dank u voor uw aandacht.’

1 opmerking: