Ik zat zoals gewoonlijk in mijn eentje aan een tafeltje in café Amperzat, waar men tot mijn ergernis een soort muziek draaide waaraan ik een hekel heb: All Time Greatest Hits. Een verzameling van Melanie, Doors, Beatles, Focus, the Cats, Cream, Jimi Hendrix met Hey Joe en Lovin’ Spoonful. Ik zou bijna opstaan en schreeuwen: ‘Die muziek ken ik al!!’
Ik zat aan een jenevertje en ik dacht na over De geruchten, een boek van Hugo Claus van een jaar of vijftien geleden, dat ik net uit had. Het was na Het verdriet van België het tweede goede boek van Claus, volgens mij, want in die vroegere boeken zoals De metsiers of Omtrent Deedee zag ik nooit iets.
Het aardige van De geruchten was dat het een roman was die was opgebouwd uit allemaal korte verhaaltjes of hoofdstukjes van geringe lengte, een pagina of vier vijf. Een ideale constructie, vind ik. Hij had, bij wijze van spreken, een hoofdstuk Jan, waarin de belevenissen of de gedachten van Jan aan bod kwamen. Daarna een hoofdstukje Kees, waarin Kees aan de beurt kwam. Et cetera. Ideaal. Het lijkt een beetje op de constructie van Gapende hoogten van Aleksandr Zinovjev, een van de beste boeken van de 20ste eeuw.
Ik zat eraan te denken of ikzelf ook niet zo’n boek zou kunnen schrijven: 200 pagina’s, verdeeld over 50 hoofdstukjes, bijvoorbeeld. Juist toen ik bezig was een titel te bedenken (Het ontstaan van Dirkswoud), kwam er een meneer aan mijn tafeltje zitten. Hij had in zijn beide handen een glaasje, en offreerde mij een glaasje jenever.
‘U neemt niet deel aan de algemene feestvreugde, zie ik,’ zei hij.
‘Nee. In mijn ideale kroeg wordt andere muziek gedraaid.’
‘Wat voor muziek?’
‘Muziek die is gemaakt tussen zeg 1400 en 1600, in Vlaanderen, Frankrijk en Engeland.’
‘U bedoelt muziek van Byrd, Tomkins, Dufay?’
‘Bijvoorbeeld. Maar daar is natuurlijk maar een zeer gering publiek voor. Dus ik begrijp het ook wel.’
‘Ik zal mij eens voorstellen: Hans Duiveschot. Ik ben psychiater in Dirkswoud. Tenminste, daar woon ik.’
‘Aangenaam. Mijn naam is Ben Hoogeboom. Ik woon hier niet, maar ik kom hier vaak.’
‘Ik had u al vaker in ons dorp gezien, ja. Ik zie u lopen, het hoofd gebogen, schouders omlaag, en ik zie dan een mens met moeilijkheden. Zeg me eens, meneer Hoogeboom: wat is nu uw probleem?’
Daarop begon ik over De geruchten te vertellen. We hebben nog een jenevertje gedronken, maar hij was niet geïnteresseerd in het verhaal. Psychiaters in de literatuur: het is niks.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten