Bij politieman Leo (‘Je mag ook Leonardo zeggen’) Goossens is op zijn huisadres een brief aangekomen, die handelt over de dood van Magda van Dieren. Leo heeft hem me laten lezen. De inhoud:
‘Beste pliessie,
Ik heb het gezien van Magdaatje. Ze is het water ingetrokken door twee jongens die voorbij kwamen varen en toen heeft één van die twee jongens haar onder water gehouden.’
Uiteraard was de brief anoniem, en niet ondertekend.
Zo’n vier maanden na de moord was er al het een en ander bekend geworden: het NFI had geconstateerd dat Magda al dood was voordat ze in het water terecht kwam. De dood was waarschijnlijk door een stomp voorwerp veroorzaakt.
‘Dat maakt het briefje des te interessanter,’ zei ik. ‘U moet nagaan wie in haar buurt haar Magdaatje noemde. En welke van de buren of overburen er bijvoorbeeld een hekel hadden aan haar spel op de viola da gamba. Want ik vind het bijvoorbeeld mooie muziek, maar ik kan me ook voorstellen dat die muziek je op een gegeven moment gaat tegenstaan en dat je een moker pakt en...’
‘Of een werpkei,’ zei Leo bedachtzaam.
‘Of een werpkei, inderdaad! Waarom een werpkei?’
‘Daar is er één van gevonden in het water, op de plaats delict.’
‘Is het verdomd?’
‘Ja. Eentje van tien kilo. Waar was jij afgelopen vrijdagnacht?’
‘Even denken... Ik was gewoon thuis. Ik sliep.’
‘Ik vraag het omdat die brief afgelopen vrijdagnacht is afgeleverd, en omdat jij bent gesignaleerd door diverse getuigen.’
‘Dat kan helemaal niet! Ik ben hier vrijdag helemaal niet geweest!’
‘Rustig maar. Ik zoek het uit.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten