‘IJzer is het spannendste materiaal dat er is,’ zegt Johan, ‘want het roest zo snel. In de 19e eeuw bouwden ze in Engeland ijzeren bruggen. Die zouden wel eeuwen blijven staan, dachten ze. Er is er geloof ik niet één meer van over. Allemaal weggerot, weggeroest. De tijd is sterker dan het ijzer.’
Op de dag dat we dit jaar in zijn atelier mochten langskomen — zondag 11 juni, het is elk jaar weer een andere dag en een andere datum, ‘om los te komen van de beknellende regelmaat,’ zoals Johan zegt — waren er zo’n twintig mensen, die ook allemaal een kopje koffie van Johan kregen, geschonken in ijzeren kommen van verschillend formaat, sommige met een oortje, andere met een grote handgreep, weer andere met helemaal niets. ‘U moet de roest weer leren smaken,’ zegt Johan, ‘want dat hebben wij moderne mensen verleerd sinds de middeleeuwen. U eet wel spinazie voor het ijzer dat uw lichaam nodig heeft, maar in de middeleeuwen ging dat dus heel anders.’
Daarna deed Johan een deur open en kwamen we in het eigenlijke atelier, in het midden waarvan een enorm ijzeren beeld stond, temidden van hamertjes, mokers, messen, trappen, een steigertje e.d.
‘Raadt u eens wat dit is?’ vroeg Johan aan de menigte.
‘Is het... eh, abstracte kunst?’ zei een mevrouw.
‘Nee hoor. Niks abstracts aan. Dit is het beeld dat voor de zaak van kapper Hoestal zal komen te staan. Het heet Haardracht. Ziet u het nu?’
Ik zag wat het was: een ijzeren kapsel van wel drie meter meter omvang en drie meter hoogte. Het leek een beetje op het kapsel van koningin Beatrix.
Terwijl Johan verder ging met uitleggen, besloot ik mijn gedachten te wijden aan zijn zeer grote collectie messen. ‘De meeste komen van mijn Zeeuwse voorouders,’ zou Johan later zeggen, ‘het zijn echte werkmessen, ik zou niet zonder ze kunnen.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten