zondag 3 april 2011

Hoger en dieper en gevaarlijker

Hoger en dieper en gevaarlijker is de titel van het toneelstuk dat  Jan Kluizinga (47) uit Dirkswoud onlangs heeft opgevoerd in het Parochiehuis van de St. Claraparochie. Het wordt tijd dat Kluizinga landelijke bekendheid krijgt, dus misschien is het een goed idee als ik de complete toneeltekst ook in Nurks laat verschijnen. Dus daar gaat ie.

JAN KLUIZINGA
(Jan Kluizinga draagt een paarse pruik en heeft een wat lichter paars pak aan. Naast hem, op een tafeltje, staan verschillende flessen wijn of gin. Hij komt onbekommerd op, een beetje dronken, lijkt het.)
Het is, dames en heren, een waar genot om voor u op te treden. (Jan Kluizinga maakt enkele onduidelijke dansbewegingen.)  Voor u op te treden, ik dank u voor uw welwillend applaus. God bestaat! De Here God, welzeker. Ook voor Hem mag u wel even een donderend applaus loslaten. Dank u, namens de Here. (Een meisje komt vanachter het gordijn tevoorschijn en fluistert iets. Jan Kluizinga luistert en gaat verder.) Deodorant is satansgoed, dames en heren, ik krijg net de tekst binnen van een telegram, dat luidt (Jan Kluizinga haalt een briefje uit zijn jaszak, en leest daarvan voor): Veroordeelt niet de mens. Stop. Want zo gaat dat in telegrammen, mensen. Stop! (Jan Kluizinga haalt uit een binnenzak van zijn jasje een glas tevoorschijn, dat hij vult met gin en daarna snel ledigt.) Zoals ik braah! net zei: ik was er bij en was niet geschokt. (Jan Kluizinga vult het glas voor de tweede maal en drinkt het weer snel leeg.) Een Kluizinga is wel wat gewend, wij zijn in onze pubiteit komma braah! zuipers geweest, punt! (Jan Kluizinga vult een volgend glas en drinkt het leeg.) Maar hersenbeschamingen? Wij niet, daar hebben wij nooit overlast van gehad. (Jan Kluizinga vult weer zijn glas met gin en drinkt het leeg. Daarna zet hij de fles aan de mond en drinkt de fles leeg.) Zo dan! Einde voorstelling! Rrroept u maar! Braah! Wat zei u, mevrouw? O ja. De spoorwissel is een plantje, dat zien wij toch zo graag, het groeit in heel Europa, van de Wolga tot de Taag. Rrroept u maar, mensen! Wat zei u? O ja. Het broodrooster is een plantje, dat zien wij toch zo graag, het groeit in heel Europa, van Moskou tot Den Haag. Dank u braah! wel, dank u wel! (Tot slot begint Jan Kluizinga te wankelen en te draaien. Hij maakt een buiging naar de coulissen.)

Doek.

donderdag 31 maart 2011

De overgave van de kunstenaar

Ik ga in dit stukje drie kunstenaars noemen. Twee ervan ken ik persoonlijk, de derde ken ik alleen van de televisie. Ik houd van het werk van alledrie. De eerste van de drie kan alles met een keu, de tweede kan alles met een pen en de derde doet het vanaf een plank. Het zijn alledrie dertigers.
De eerste is Ronnie O’Sullivan, de snookerspeler die eens ‘de hele tafel opkuiste’ (zoals de Belgische commentator van Eurosport het zo mooi zegt) met een serie van 147 in minder dan 5½ minuut, en die jaren later, nadat hij één rode bal had gepot, aan de scheidsrechter vroeg wat de prijs voor een serie van 147 was, waarna hij ook inderdaad die 147 maakte. Dat ik van het snookerspel ben gaan houden, komt door hem.
Hij speelt de laatste tijd slecht, het interesseert hem niet meer, hij heeft problemen thuis, en hij zal binnenkort wel tabeh zeggen. Dat is jammer voor de sport, maar kunstenaars hebben inderdaad vaak last van sociale problemen, depressies enz.
Wie daar geen last van heeft, is de tweede persoon die ik wil noemen: Max Molovich. Hij schrijft nu aan zijn Stijloefeningen, en is daarmee bijna op de helft. Ik hoop dat hij diplomatiek ook zal meenemen.
Max en Wouter van den Berg en ik zaten een paar maanden geleden eens in het Egmondse Lido. We aten een lunch, en ik vroeg: ‘Waar heb je nou die naam vandaan?’
Max zei (en Wouter kan het bevestigen): ‘Ik ben gewoon begonnen met die naam, en nu raak ik hem niet meer kwijt. Ik heet eigenlijk Arend Muskee.’
‘Familie van?’ vroeg ik.
‘Nee, dat niet. Maar om nu met de achternaam Muskee te gaan staan tetteren op het internet...’
‘En hoe spreek je je schuilnaam uit?’
‘Max spreekt voor zich. Molovich spreek je uit met de klemtoon op de tweede lettergreep, dat komt door mijn Pools-Russische achtergrond. Zo spreken de Polen.’
De derde persoon die ik wil noemen is de oud-schoonspringer Henk Wieringa uit Dirkswoud, die nog niet algemeen bekend is, maar dat zeker zal worden, ooit. Hij heeft in zijn achtertuin een bassin laten aanleggen, met een 20 meter plank.
Zelf zegt hij daarover: ‘Hoger en dieper en gevaarlijker, dat is de toekomst. De 10 meter plank, die ze nu nog gebruiken, dat is niet genoeg. Ik ben een uiterst ingewikkelde sprong aan het oefenen, een 7½ contrasalto gehoekt met 6½ schroef. Dat kan alleen vanaf 20 meter en we noemen hem: de Wieringa.’
Zo heeeft u een beetje meer inzicht gekregen in mijn kunstsmaak en
-voorkeuren.

maandag 28 maart 2011

Een wijs oordeel

Mijn hert altijt heeft verlanghen naar de muziek van Mattheus Pipelare of naar de kunst van Bas Jan Ader. Het zal de overgave zijn – ik bedoel niet mijn overgave, maar de overgave van de kunstenaar. Ga daarnaar op zoek, en je vindt de mooiste dingen.
Een Dirkswouds kunstenaar die zich Karst Wromstra noemt (terwijl hij gewoon Kees Homstra heet) ontvangt bij mij geen genade. Hij is in the business met installaties en performances. U kent het wel, die installaties met computerschermpjes enzovoorts. Dat is al vijftien jaar lang in de mode, en ik heb nog nooit iets aardigs gezien op dat gebied. Zijn performances beperken zich tot onuitgesproken speeches, dus met veel gebaar niets zeggen.
Misschien kent een lezer wel een voorbeeld van een aardige installatie. Ik ken ze niet, en ik geloof dat ik op dit, en op elk gebied, een gemiddelde liefhebber ben. Die gemiddelde liefhebber vindt een bepaalde manier van kunst maken grote onzin. Toch wordt die kunst gemaakt. Er zijn zelfs kunstscholen die het maken van zulke kunst bevorderen.
Daar moet eens een eind aan komen, zou je denken. Er komt ook wel een keer een eind aan, aan de free jazz is tenslotte ook een eind gekomen. Het BIM Huis bestaat nog wel, maar je hoort die lui niet meer.
Maar wat moeten die duizenden jongens en meisjes dán gaan doen? zult u mij vragen. Moeten ze zich dan maar terugtrekken uit de kunst? Misschien, maar dat hoeft van mij nu ook weer niet. Het is trouwens niet aan mij.
Maar het zou mij een lief ding waard zijn als Karst Wromstra weer gewoon Kees Homstra ging heten, zich dus wat minder zou aanstellen, en als hij gewoon schilderijen of beelden of tekeningen of iets dergeljiks ging maken. Dat kun je toch wel, Kees, of heb je dat niet gehad in je opleiding?

zaterdag 26 maart 2011

Mortem. De pijp uit

Ik weet nog dat ik in 1959 of ’60 voor het eerst op het bestaan van rijm werd gewezen. Dat gebeurde in een televisieprogramma (misschien het NTS Journaal), waarin gezegd werd: ‘Heden is overleden, plus een naam.’ Vandaag de dag zeggen ze dat wat anders, want men vindt zulk rijm nu lelijk of ongepast (of men is bang dat niet iedereen meer weet wat heden betekent).
Een andere taalregel uit de oude doos: begin een brief nooit met ik. Dat werd ons ernstig voorgehouden op de middelbare school: je wilt toch niet egocentrisch lijken? Aan deze regel heb ik me nooit gehouden, want ik heb vanaf het begin genoeg zelfvertrouwen gehad om een lezer te verleiden tot de gedachte: hier is van egocentrisme geen sprake.
Maar gisteren is op 98-jarige leeftijd overleden de heer Frits Broersma. Hij is in zijn slaap heengegaan, mochten wij allemaal maar zo doodgaan. De heer Broersma was de oudst levende Dirkswoudenaar (‘Ik ben altijd blijven roken en een pintje blijven nemen. Dat houdt een mens gezond en fit. Plotselinge veranderingen in je levensstijl, dat is het grootste gevaar’).
Broersma was een graag gezien mens in Dirkswoud. Hij had in de jaren vijftig van de vorige eeuw gezorgd voor de houten bordjes bij de hunedden die rondom Dirkswoud staan: Di 28: de schildpad (zie de foto hierboven) of Di 49: de salamander.
Helaas zijn in de laatste jaren die houten bordjes weggehaald (of zeg maar rustig: gejat) door onverlaten, zoals ook in Drenthe de koperen bordjes bij de hunebedden zijn gejat. Mogen de dieven gepakt worden!
Zoals de heer Broersma mij vorige week nog zei: ‘Het grootste gevaar komt niet van de Marokkanen of de Somaliërs, Ben. Dat komt van de Nederlanders zélf. Laat de politie, die overigens in Dirkswoud geheel onzichtbaar werkt, zich daar eens op richten! Laten ze de verdovende drugs vrijgeven. Dan ben je al van vijftig procent van de misdaad af. Laat de politie zich richten op de eenvoudige dingen: diefstal en beroving. Daar doet de politie nu niets aan, want daar geven ze geen prioriteit aan. Kijk maar naar mijn bordjes!’
Een wijs oordeel.

donderdag 24 maart 2011

Het gebeurde en gebeurt nog steeds

In Dirkswoud wonen over het algemeen verstandige mensen. Mensen met wie je kunt praten over van alles. Vanochtend reed ik in mijn comfortabele, witte Citroën Berline naar Dirkswoud, onderweg wuivend naar iedereen, ik was op weg naar Karlijn Woudsma (welke ouder noemt zijn zoon nu Karlijn? vroeg ik mij af. Maar er zijn ook genoeg ouders die hun zoon Lex noemen, zelfs, vrees ik, ouders die hun zoon de naam Leks geven).
Karlijn Woudsma is, zoals hij het je zelf uitlegt, gaiasoof bij de Energetische Dienst Dirkswoud, en hij heeft geprobeerd bekendheid te verwerven met zijn boekje De hunebedden bij Dirkswoud en andere bijzondere verhalen over de geschiedenis van het Nederlands landschap (uitgegeven bij Vrij Geestesleven, Zeist, 2002).
Karlijn is niet zo’n groot licht, als je het mij vraagt. Hij praat wel veel over ‘het licht dat tussen de mensen en de aarde leeft’, maar waarom ik dat licht niet kan zien, kan hij niet uitleggen. Hij nam me mee naar zijn achtertuin. Daarin staat een oude denneboom. Daarover wist hij dit te vertellen: ‘Deze boom rrresoneert mee met de aarde waarin hij staat. Nietwaar, hij groeit! Dat kun je niet zien, maar hij groeit en wordt groter.’
‘Jawel. Dat kun je zien als je hem omzaagt. Dan kun je zijn jaarringen zien.’
‘Maar dat bedoel ik niet met groeien.’
‘Wat bedoel je dan met groeien?’
‘Dat hij meerrresoneert met de aarde waarin hij staat. En dat doet mij ook meerrresoneren!’ Hij omklemde zijn denneboom, trilde even en zei: ‘Zie je wel?’
Even later nam hij me mee naar een hunebed buiten Dirkswoud. Ik meen dat het hunebed Di 31 was. ‘Wat hier geleefd heeft,’ begon hij te orakelen.
‘Je bedoelt, aan insecten en andere dieren?’
‘Nee: aan ménsen! Ik voel ze aanwezig zijn.’
‘Wat doen ze dan?’
‘Ze maken nog steeds contact met mij.’
‘Maar die mensen zijn al 4000 jaar dood! Mortem. De pijp uit.’
‘Ja, maar toch voel ik het rrresoneren.’

dinsdag 22 maart 2011

Ik heb nooit bedoelingen

Als ik bijvoorbeeld zeg: dat Nederlandse gedoe met dat inburgeren is slecht en onzinnig, dan heb ik daar maar één bedoeling mee: precies wat ik zeg, niets meer. Door dat te zeggen, verdwijnt gerust die hele bende niet, en het zal ook niet verbeteren. (Ik heb wel aardige ideeën, soms, op dit terrein. Laat iedereen binnen die je kunt gebruiken. Als je hem of haar niet kunt gebruiken: grens gesloten. Zo kunnen we wel zo’n 12.000 verpleegsters gebruiken in de zorg. Ga eens informeren op de Filippijnen, want in Nederland zelf zijn ze niet te vinden.)
Of neem die hoofddoekjeskwestie, die nu gebruikt wordt door nota bene een zich liberaal noemende politica, om de scheiding van kerk en staat te bevorderen. Dat laatste is heel goed, maar dat wil nog niet zeggen dat een politicus over de particuliere godsdienstbeleving van islamitische meisjes een oordeel moet, of zelfs mág hebben. Ik vind het ook een lelijke en belachlijke dracht, die hoofddoekjes, maar in welk wetboek staat dat de mensen iets moeten dragen wat E.J.M. Hoogeboom of, voor mijn part, Geert Wilders leuk vindt?
Over deze en dergelijke dingen sprak ik gisteren met pastoor Engelbertus van de Dirkswoudse St. Clara-parochie. Hij was het grotendeels met me eens. Wel schoot hij enigszins in een kramp, toen ik begon over de kinderverkrachtingen binnen de katholieke kerk, en het goedpraten van die misdaden door de heren bisschoppen.
‘Tja. Dat hoort niet...’
‘Maar het gebeurde en gebeurt nog steeds. Want nu is de kerk in West-Europa en in Noord-Amerika een betrekkelijk kleine sekte geworden, maar in Afrika, Azië en Zuid-Amerika gaan die zaken gewoon door.’
‘Dacht je?’
‘Er is geen reden om aan te nemen dat het nu plotseling zou zijn opgehouden. De clerus heeft daar nog vrij spel. Ik denk zelfs dat ze precies om die reden naar die landen zijn gegaan, en nergens anders om.’
‘Zou het?’
‘Ja, dat denk ik. Ik beschuldig u niet, hoor, want u bent een goede man. U zit alleen bij de verkeerde organisatie.’

zaterdag 19 maart 2011

De mensen accepteren het

De Dirkswoudse kunstenaar Ewout Kamma heeft al verschillende spraakmakende kunstwerken op zijn naam staan. Zo hangt er in het plaatselijke museum een schilderij van een spin met een enorme penis (zijn negende poot), die in het web klimt van een vermoedelijk veel grotere vrouwtjesspin. Ewout zal gedacht hebben: dan moet hij ook een flinke penis hebben, anders roert hij met zijn lepeltje in een bad met honing.
Ook heeft hij daar een schilderij hangen, Kolonie, van een groepje lepelaars, die in plaats van hun kenmerkende snavel elk een erecte menselijke penis hebben staan. Ik zie daarvan de lol niet meteen in, maar ik zie van wel meer schilderijen de lol niet in.
En nu heeft Ewout een beeld gemaakt dat op het pleintje naast het gemeentehuis is komen te staan. Het beeld is zo’n vier meter hoog en heeft een diameter van ongeveer één meter. Het is een slappe penis, die buigt in de richting van het gemeentehuis, met onderaan een scrotum waarop mannen en vrouwen kunnen zitten. In de koffiepauzes is het scrotum steeds goed gevuld met gemeente-ambtenaren. Titel: Klaar!
‘Vinden de mensen dat niet smakeloos?’ vroeg ik Ewout.
‘Nou nee,’ zei hij, ‘ze accepteren het. De politici en de burgemeester ook, ze lachen er wel om, maar dat is alleen maar goed. Bij de plechtige openbaarmaking, of hoe heet het, van het beeld ging ik gewoon zitten op zijn ballen, en dat heeft geholpen, want nu doet iedereen dat. Ik hoop dat er nog eens verliefde jonge mensen zullen afspreken bij de slappe lul. Dat zou wel het allermooiste zijn.’
‘En wat waren nu je bedoelingen met het beeld?’
‘Geen idee. Ik heb nooit bedoelingen.’
‘Haha! Een kunstenaar zonder bedoelingen!’
‘Nee, eerlijk.’

woensdag 16 maart 2011

Licht misselijk uitgestapt

Ik ben van de week niet naar het Blogbal geweest, omdat ik al een eerdere afspraak had: ik moest naar de Vendelzwaaidag in Dirkswoud. Dat is een jaarlijks gebeuren, dat helaas gepaard gaat met grote uitbundigheid in café Amperzat.
Hoe gaat dat nu, dat vendelzwaaien? zult u zich afvragen. Ik kan het u niet zeggen. Wat stoepen is, wat fouilleren betekent, wat ik verstaan heb als de vaan höksen of heuksen nu precies betekent: ik weet het niet en kan u daarover dan ook niet informeren.
Maar het was een nuttig bezoek, in zoverre dat ik u kan zeggen: ga nooit naar het vendelzwaaien. Blijft er verre van. Het is niet eens dat gevlag en gezwieber met die gekleurde doekjes dat mij tot dit advies brengt. Het zijn de mensen.
De VVD (Vendelzwaai Vereniging Dirkswoud) zou, vertaald naar de politiek, wel op de uiterste rechtervleugel terechtkomen. Godsammesteune, wat een stel zielige kneuzen! De speaker op het voetbalveld, waar een en ander plaatsvond, zei op een gegeven moment: ‘En dan nu Vendelzwaai Vereniging Veghel, VVV,  met de blauwroodzwarte vlaggen en de groene jacquets! Zij gaan nu een ballet uitvoeren getiteld Weg met de hoofddoeken op het stadhuis!’
En daar klappen de mensen voor! Geen boe-geroep, nee, de mensen accepteren het.
Ik heb me direct afgewend van dat stoepen en höksen, want ik kon het niet langer aanzien. Ik dacht: ik neem een pilsje in Amperzat. Maar daar was het een kermisachtige sfeer, ik nam een paar pilsjes en kreeg er ook enkele, waardoor mijn kwaadheid wat zakte. Ik zei tegen één van de drinkebroers: ‘Ik dacht altijd dat dat vendelzwaaien iets was van het CDA!’ ‘Welnee!’ kreeg ik ten antwoord, ‘vendelzwaaien is bij ons iets van de VVD!’

zondag 13 maart 2011

Een tegenstander van enig formaat

De kermis valt in Dirkswoud altijd in het tweede weekend van maart, dat was dus afgelopen weekend. Een vroege kermis, dus, en dat is voor Kermisland, de organisator van veel kermissen in Nederland, dan ook reden om elk jaar met een nieuwe kermisattractie te komen. Om uit te proberen of het iets is, of de mensen er zin in hebben.
Dit jaar hadden ze een schaaktuimelaar. Ik zal u uitleggen hoe dat ding eruitziet en hoe het werkt. Die schaaktuimelaar is een ring van twaalf kleine kabines. In die kabines staat een stoel waarop je je moet vastbinden. Voor je staat een computerscherm. De kabines kunnen onafhankelijk van elkaar tuimelen, en zeeziekte veroorzaken bij degene die in een kabine heeft plaatsgenomen. Het computerscherm voor je tuimelt in tegengestelde richtingen.
Er zijn drie niveau’s van tuimelen. Niveau A is ernstig tuimelen, niveau B is minder ernstig en niveau C is het beste: dat tuimelt maar een klein beetje.
Op dat computerscherm kun je (het is een finger touch screen) een potje snelschaken tegen de computer. Win je een partij, dan mag je nog een tweede keer schaken tegen de computer.
Ik heb de schaaktuimelaar natuurlijk geprobeerd. Niveau A was geen doen: toen ik er na vijf minuten uit kwam, was ik behoorlijk zeeziek en moest ik bijna overgeven. Dat was ook de reactie van anderen die niveau A hadden gedaan.
Toen ik enigszins bekomen was, ging ik weer een kabine in. Ik zette de zaak nu op Niveau B. Niveau B beviel wel iets beter, maar hoewel ik verschillende goede zetten zag, slaagde ik er niet in de zetten correct aan te wijzen op het scherm. Partij verloren. Licht misselijk uitgestapt.
Niveau C beviel mij goed. Een licht schudden waartegen ik mij goed wist te verweren, en ook het zetten aanwijzen ging goed op het scherm. Ik won de eerste partij. De tweede partij daarentegen speelde ik tegen dezelfde computer, maar die stond merkbaar op een hoger schaakniveau ingeschakeld. Die partij verloor ik dus. Ik stapte een beetje zwabberend uit de kabine, en kwam de uitbater van het geheel tegen, die ik met een opgestoken duim tegemoettrad.

vrijdag 11 maart 2011

Het zesde zintuig, kortom

Quirine Vermaat, 34 jaar, heeft zich in Dirkswoud aan de Oosterzij 136 gevestigd als parapsychologe. Het is een meiske met ravenzwart, lang haar en ze gaat gekleed en geschminkt als een zigeuneres. U kent mij: ik ging direct op bezoek bij Quirine.
Ze was nog bezig een kantoor of iets dergelijks in te richten, en de wanden te verven met afbeeldingen die zo van de omslagen van science-fictionboekjes uit de jaren dertig afkomstig leken. Op een ouderwetse ronde tafel stond een computer, en ik vroeg wat ze daar nu mee ging doen. ‘Daar sla ik mijn klantenbestand in op,’ zei Quirine.
‘O,’ zei ik, ‘daar had ik nog niet aan gedacht.’
Ik pakte wat dozen uit, want ik vind: je moet de jonge onderneemster altijd helpen. Even later stond ik de noordwand van het kantoor te verven volgens de precieze aanwijzingen van Quirine: ‘Doe daar nog een wolkje en daar ook nog één. En dan daar de zon.’
Na een uurtje was de bovenste helft van die noordwand klaar, en Quirine zei: ‘Nu koffie! Ontspan je maar, Ben. Diep ademhalen en ontspannen.’ Dat ontspannen gaat me altijd vrij goed af, en wat ik vermoedde (en ook hoopte) ging inderdaad gebeuren. Quirine ging me behandelen als was ik een klant van haar.
‘Hoe gaat het met je ouders?’ vroeg ze me, nadat ze me enige minuten had aangestaard.
‘Met mijn moeder gaat het goed. Mijn vader was vroeger loodgieter, maar dat is hij nu niet meer.’ (Mijn beide ouders zijn al jaren dood. Ik raad alle lezers aan ongeveer op deze wijze te werk te gaan, wanneer ze in contact treden met een paranormaal begaafd iemand,  en daarbij niet in een verstikkend lachen uit te barsten.)
Quirine staarde enige tijd naar het plafond en zei toen, met grote ernst: ‘Ik zie geen ziekten... Ze zullen je nog jarenlang gezelschap kunnen houden.’
‘Dat is fijn,’ zei ik, met even grote ernst. ‘Maar nu iets anders. Die zeebeving voor de kust bij Sendai, Japan, kracht 8.9 op de Schaal van Richter. En vervolgens die tsunami. Duizenden doden, bijna honderdduizend vermisten. Enorme schade. Kostenpost: miljarden yen. Die had je toch kunnen voorspellen? Je voorspelt de gelukkige toekomst van mijn ouders. Als je dat kunt, kun je zo’n zeebeving ook voorspellen, lijkt mij. Maar ik heb niets gehoord. Van niemand. Hoe kan dat?’
Ze zei dat ze weer eens moest verdergaan met werken aan haar kantoor, want ze begreep wel dat ze een tegenstander van enig formaat in huis had gehaald. Jammer.

dinsdag 8 maart 2011

Met dat soort onzin heb ik me gelukkig nooit bezig gehouden

Johan Vaatstra, 59 jaar oud, afkomstig uit Dirkswoud, en nu wonende in mijn woonplaats: ‘Een schrijver die over deze dingen schrijft, lees ik niet. Als ik hoor dat een schilder één van die dingen aanhangt, hoef ik zijn schilderijen niet te zien. Films of documentaires over die dingen bekijk ik niet. Welke dingen? Van A tot Z. Acupunctuur. Alternatieve geneeskunde. Antroposofie. Astrologie. De astronomie volg ik wel, daar worden de laatste jaren geweldige ontdekkingen gedaan. De Bermuda-driehoek. Annie Besant en mevrouw Blavatsky. Fritjof Capra. Carlos Castaneda. Chiropractie. Creationisme. Gerard Croiset. Von Däniken. Fengshui. Wilhelm Fliess en Sigmund Freud. Gebedsgenezing. Uri Geller. Graancirkels. Grafologie. Handlijnkunde. Hekserij. Thor Heyerdahl. Homeopathie. Peter Hurkos, die herinner je je vast nog wel. Hypnose en de hypnotherapie. Iatrosofie. I Ching. Iriscopie. Jomanda. Carl Gustav Jung. De kaballah. Klopgeesten. Krishnamurti. Timothy Leary. De leugendetector. Levitatie. De lijkwade van Turijn. Het monster van Loch Ness. Lourdes. Lysenko. Macrobiotiek. Margaret Mead. Meervoudige persoonlijkheidsstoornis. Diëten van Moerman en Montignac. Natuurgeneeskunde. Neurolinguïstisch programmeren. New Age. Nostradamus. Numerologie. Het Oera Linda boek. Paranormale archeologie, chirurgie en geologie. Parapsychologie. Piramidologie. Psychoanalyse. Reïncarnatie. Religie, dat spreekt vanzelf. De rozenkruisers. Satanisme. Scientology. Spiritisme. Rudolf Steiner. Tarot. Telepathie. Tenhaeff. Theologie. Theosofie. Transcendente meditatie. UFO’s. Mellie Uyldert. Velikovsky. Vrijmetselarij. Waarzeggerij. Wichelroedeloperij. Yeti’s. Het zesde zintuig, kortom. Daar moet ik allemaal dus niets van hebben en wie over die onderwerpen in ernst begint te spreken, kan rekenen op mijn argwaan, mijn afkeer en mijn sarcasme. Voer voor zwakzinnigen is het.’

maandag 7 maart 2011

Je leerde dus de basisdingen

Ik spreek met Jaap Groentjes, 90 jaar oud, oud-hoofdonderwijzer van R.K. Lagere School St. Clara te Dirkswoud. Hij woont nog gewoon op de plaats waar hij altijd heeft gewoond: Zuidervaart 207.
- Ik naar een rusthuis? Mooi niet! Daar ben ik nog veel te competent voor. Ik heb een groententuintje achter het huis, dus ik beweeg me nog veel. En verder zit ik aan de computer, ik werk aan een site Wat uw vader ervan vindt... Daar zet ik elke dag een stukje tekst op, dat haal ik gewoon uit het nieuws van die dag, en daar zet ik dan bij hoe wij daar vroeger over dachten. Vroeger, dat is zeg maar zestig jaar geleden. In 1950 dus.
- Dat was ook de tijd dat u hoofdonderwijzer werd.
- Ja, een mooie tijd! Het was net oorlog geweest, we hadden niks en we groeiden als kool. Je moet ook niet vergeten: iedereen was welkom, want iedere hand van werken werd gewaardeerd. Dat is tegenwoordig wel anders met Gekke Geertje, hoewel we nu ook weer verpleegsters, landarbeiders, technici, huishoudsters te kort hebben. Je moet dus de immigratie regelen zoals ze dat in Canada ook doen: wie we nodig hebben, komt er in, wie we niet nodig hebben, niet.
- Wat zijn de verschillen in het basisonderwijs tussen nu en in uw tijd?
- Je leerde dus de basisdingen. Optellen, aftrekken, delen, vermenigvuldigen. De tafels van één tot en met tien. Van de Nederlandse taal een beetje grammatica, en als je een jaar of 12 was, dan maakte je geen spelfouten meer. Verder wat geschiedenis, wat aardrijkskunde, voorzichtig wat biologie, en in het laatste jaar gaf je ze ook een beetje Engels. Dan vertelde je ze dat ‘Ophouden!’ in het Engels ‘Stop it!’ was en niet ‘Hold up!’ of zoiets.
- Dat klinkt heel wat bescheidener dan wat de kinderen tegenwoordig allemaal voor hun kiezen krijgen.
- Ja. Vroeger gingen mijn kinderen allemaal naar de LTS, om een vak te leren, of naar de MULO, als ze goed konden leren. Alleen de héél knappe koppen gingen naar het Lyceum in Alkmaar. Maar je kon het vroeger als onderwijzer ook zelf uitzoeken, hè. Ik had een onderwijzer die vrij aardig kon schaken, dus die gaf zijn kinderen ook schaaklessen. Ikzelf ben altijd een groot lezer geweest, dus ik vertelde verhalen. Wat ik las, vertelde ik door aan mijn kinderen. Tegenwoordig kan dat allemaal niet meer. Ik heb de CITO Toets van vorig jaar gezien. Daar stond een vraag in, daar moesten de kinderen beantwoorden wat een staart en een poes met elkaar te maken hadden. Met dat soort onzin heb ik me gelukkig nooit bezig gehouden.

zaterdag 5 maart 2011

Daar zit meer toekomst in

- En u bent?
- Dirk van der Woude.
- Goed. Wat heeft u gebracht tot de Chess Hall of Fame?
- Haha. Ja, dat is een heel verhaal. Ik heb leren schaken op mijn zesde jaar, gewoon op de Dirkswoudse lagere school. Toen werd dat nog onderwezen, dat wordt nu niet meer onderwezen natuurlijk, want er zijn nu veel interessanter onderwerpen om de kinderen mee lastig te vallen. Maar ik leerde daar schaken. In de jaren vijftig had je sommige scholen, waaronder die in Dirkswoud, waar je leerde schaken. Er was een onderwijzer die kon schaken, en zo ging dat dan.
- En leerde je dan over het Koningsindisch of over de Pirc Verdediging?
- Nou, nee. Zo ver ging het niet.
- Je leerde dus de basisdingen.
- Ja. En daarmee ben ik dus in 1959 schoolkampioen geworden. Kampioen van Dirkswoud, zeg maar.
- Alsnog: mijn felicitaties. Maar hoe kwam je nu in die Chess Hall of Fame?
- Hoe komt mijn plaquette daar. Dat zal ik je uitleggen. De Amerikanen zijn een stom volk, moet je weten. Goedgelovig, daar heb je geen idee van. Ik wist dat Bobby Fischer daar groot gebracht werd. Terecht. Maar ik begon dus partijen tegen Russische tegenstanders, zoals Petrosjan, Spassky, Stein enzovoorts, te fingeren.
- Hoe deed u dat dan?
- Nou, ik verzon een toernooi, bijvoorbeeld Milaan 1969, dat ik natuurlijk niet won, maar waarin ik ettelijke gehate Russische tegenstanders aan de kant veegde. Die uitslagen en die partijen (die ik gewoon pakte van eerdere partijen die in Joegoslavië of Rusland waren gespeeld) stuurde ik op naar Miami. En verdomd!

woensdag 2 maart 2011

De Dirkswoudse genenpool

Ik beleef nu enkele van de heerlijkste uren met Eva Koenstra of Coenstra. ‘Het is met een k,’ vertelt ze me. ‘Ga eens anders liggen,’ zeg ik, en ze draait zich om, zodat ze ruggelings voor me ligt. ‘Nee,’ zeg ik, ‘draai je maar weer om, lieveling.’ Térgend langzaan draait ze (Eva Koenstra is het enige meisje in Dirkswoud dat langer is dan één meter zeventig, dus ik had de vorige keer gelogen toen ik zei dat er in Dirkswoud niemand te vinden was van een langere maat dan één meter zeventig. Eva is, schat ik, één meter vijfentachtig. Ze is nog maar 25 jaar, een brunette. Haar staande kussen is een opgave, maar, zegt ze: ‘Er mag geklommen worden.’ Ze is veel geplaagd door de plaatselijke jeugd, die haar ‘lantaarnpaal’ of ‘hoogwerker’ noemde of die haar toevoegde: ‘Trrr, daar gaat weer een straaljager, duiken Eva!’, maar dat heeft Eva nooit gedeerd. ‘Ik maakte een enkele dreigende beweging, en weg waren ze.’ Hoe komt het dat langere mensen zoveel leergieriger zijn dan hun kortere medemensen? U vraagt nu: is dat wel zo? Ja, dat is zo, in mijn ervaring. Hoe die leergierigheid samenhangt met de lichaamslengte van een mens, is mij niet bekend, maar Eva bijvoorbeeld wil er een taal bijleren. Nederlands, Engels, Frans en Duits kent ze al. Lezen in het Spaans, Portugees of Italiaans levert ook eigenlijk geen probleem op, maar ze kan niet spreken in die talen. Nu wil ze Vojnovitsj, Ilf & Petrov, Zinovjev, Isaak Babel in het origineel lezen en daarvoor moet ze een beetje Russisch kennen. Een vriend van haar, die vertaler is te Amsterdam, heeft haar al toegezegd dat hij haar zijn ‘Russische taal voor allen’ zal toesturen. Ze hoeft dan verder alleen nog een woordenboek Russisch-Nederlands en Nederlands-Russisch te kopen. ‘Dat is een ouderwets leerboekje uit de Sovjettijd. Prima! Ik heb wel een Russisch grammaticaboekje, maar dat is in het Duits geschreven, en dat leert toch wat minder makkelijk. Er zijn ook een paar pagina’s uitgescheurd.’ ‘Je zou ook Chinees kunnen leren, daar zit meer toekomst in.’ ‘Ja, maar ik doe het niet voor de toekomst.’) Térgend langzaam, zei ik, draait ze zich weer om.

maandag 28 februari 2011

Kijk maar naar Cybulkova

Zoals Oud Zeikwijf gisteren opmerkte in Nurks, schrok ze van de lengte der Nederlanders. Ze is nog nooit in Dirkswoud geweest, waar ik niemand ken die langer is dan één meter zeventig. De vrouwen zijn er gemiddeld één meter zestig lang. Domenika Cibulková – want zo moet je haar achternaam spellen, blijkt; ik weet overigens niet hoe de Slowaken die naam uitspreken en op welke lettergreep ze de klemtoon leggen – zou een Dirkswoudse kunnen zijn, met haar één meter éénenzestig.
Hoe komt dit. Veertig jaar geleden werd aangenomen dat het drinken van melk en het eten van pindakaas een lengtebevorderend gevolg zou hebben. Ik wilde ook wel wat langer worden, dus ik heb het melk en pindakaas-advies niet naast me neergelegd, maar helaas: ik ben nooit langer geworden dan een schamele één meter achtenzeventig, en dat is mijn lengte ’s ochtends, bij het opstaan. In de loop van de dag wordt een mens twee centimeter korter. Een lange pierlala van twee meter krimpt misschien wel drie centimeter, in de loop van de dag.
Ik geloof dat melk en pindakaas er niets mee te maken hebben. Ik geloof dat het een genetische kwestie is, en dat de genen in de Dirkswoudse families de Dirkswoudenaren voorbestemmen niet langer dan één meter zeventig te worden. Zouden we dan de Dirkswoudse genenpool niet in bescherming moeten nemen? Dat lijkt me niet nodig, want we zouden net zo goed de Zuidfranse genenpool kunnen nemen.
Het is wel eens lastig, zoals bij de R.K. Basketballvereniging Dirkswoud, die in de laagste provinciale divisie speelt, en dan nóg tegenover jongens van twee meter zeventien komt te staan. Maar waar een wil is, is een weg, want, zoals Oud Zeikwijf terecht opmerkte, die lange lellen van kerels weten van boven niet goed wat ze met hun staketsels aan de onderzijde moeten doen. Ze kunnen bijvoorbeeld niet goed springen, en als ze al van de grond gaan, komen ze verkeerd neer, wat verzwikkingen en verstuikingen van de enkel- en kniegewrichten tot gevolg heeft. Een en ander kan worden bevorderd door kleine porren tegen de heuppartij of het kuitgebied, een vorm van spelen die door de Dirkswoudenaren dan ook enthousiast wordt beoefend.

vrijdag 25 februari 2011

Het zal vannacht niet meer rustig worden

Carla! Carlita! Ik wijs op mijn lendenen, of op mijn heupgewricht, want waar mijn lendenen zitten, weet ik niet precies, maar je zegt in zulke gevallen nu eenmaal: je lendenen. Ik heb ook lang gedacht  dat mijn hurken de achterkanten van mijn hielen waren.
Ik bevind mij wederom te Dirkswoud, en wel op de Westerweg 320, in het huisje van Carla Walbos. Carla is een ouderwetse, bruinbehaarde schoonheid, in de porno-afdelingen op ons heerlijke internet zou ze figureren onder de hairy beauties. Ze is klein van stuk, zo’n één meter zestig, maar, vertelde ik haar, ‘dat verhindert je niet toch een goed tennisster te worden, kijk maar naar Cybulkova’. Het zijn deze en dergelijke uitspraken, die gerekend kunnen worden tot de winning statements, heren!
Carla is 43 jaar, dus een goed tennisster zal ze niet zo gauw meer worden, zeker niet omdat ze elke ochtend moet kampen met een pijnlijk rechterschouderblad. Hetzelfde euvel waar ik ook aan lijd. Maar na de ochtend (die ze gewoonlijk in afzondering, in bed doorbrengt) is Carla zo’n enorm lieve meid! Ze ruikt naar cafetariagoederen, maar dat vind ik helemaal niet erg. Kroketten, patatje bambam, welke Nederlander vindt dat nu smerig? Ik kwam haar voor het eerst ook tegen in cafetaria Smultest te Dirkswoud. Daar werkt ze. ‘Het is vooral de jeugd die op mijn zenuwen begint te werken,’ zegt ze, ‘met hun loempia’s met pindasaus.’
Het is een puur sociologische, of laat ik maar eerlijk zijn: een puur seksuele affaire voor mij. Een boek heeft Carla nooit gelezen, dus daarover kan ik niet met haar praten. Ze kijkt soms naar herhalingen van Boer zoekt vrouw. Ze kijkt ook graag naar ijsdansen.
Maar haar lichaam is zo betoverend, ik kan daar niet op uitgekeken raken. Onder haar armen, bijvoorbeeld, heeft ze (in haar oksel) beharing! Wanneer, heren, weest u eerlijk, bent u een vrouw tegengekomen (sinds Patti Smith) met okselbeharing?
Ik wijs dus op mijn lendenen, en daar zit nu Carla op. Wij groeien, wij gaan straks naar bed.

donderdag 24 februari 2011

Een dramatische oorlogssituatie

In het doorgaans zo rustige Dirkswoud zijn nu krachten losgekomen, die beter... die beter thuis hadden kunnen blijven. Om nog eens kalm te overdenken wat nu te doen, om zich niet over te geven aan de horror waar men zich nu... waar men zich nu aan overgeeft. Ik houd helemaal niet van die drie-puntjes-stijl-van-schrijven (ik háát Céline), maar in dit geval zijn de verschrikkingen... te verschrikkelijk.
Ik zit nu (des avonds te 22.15 uur) verscholen achter een Hero fietsenstalling bij supermarkt C1000 aan de Zuidervaart, en het is op dit moment een gegooi van... ik denk straatstenen. Klinkers. Politie is niet te zien.
Wat wil het geval. Vanavond was er een voetbalwedstrijd tussen de RKVV Dirkswoud en FC Vrone uit Alkmaar. Uitslag: 0-1 voor FC Vrone. Weg kansen voor de Dirkswoudenaren, weg kansen op promotie naar de derde klasse. De twee grensrechters konden ontkomen, maar dat kon niet de scheidsrechter, de heer K. Beers, die de wedstrijd (op één moment na) keurig leidde. Was die goal buitenspel of was het een correct doelpunt? De grensrechter zwaaide met zijn vlaggetje... tenminste, dat meende ik te zien, maar dat zag de scheids niet. Dus die keurde de goal goed.
Op dat moment ontstond er een... pandomimium van spelers en ook toeschouwers die het veld oprenden en die het de scheidsrechter wel eens zouden willen vertellen.
De spelers van FC Vrone hebben gelukkig ook weten te ontkomen, maar de massa heeft zich verspreid over Dirkswoud om hun ongenoegen duidelijk te maken. Klínk, daar gaat alweer een ruit in, bij juwelier Kleinsma. En even verder wordt een auto omgegooid, de auto van notaris Slob. Elders in Dirkswoud zijn al berichten over brandjes. De massa komt nu ook steeds dichter bij de C1000! Klénk, báng, gruizel! De massa slaat aan het plunderen!
Het zal vannacht niet meer rustig worden, tenzij de bewakers van de orde hier tussen komen. Koing! Die was gericht op het Hero bord. Koing! Auw! Die was gericht op mijn schedel, en raak! Jongens, het was een zeer treurige wedstrijd (Koing!), met een duidelijke buitenspel (Koing!)... met een duidelijke buitenspelgoal. Maar om daar nu zó van over je toeren te (Koing!).

woensdag 23 februari 2011

Een schokkende conclusie

Van onze verslaggever - Wij hopen het defensievliegtuig, dat is opgestegen in Tripoli, op Eindhoven Airport te kunnen zien landen, en daar is het! Gered zijn onze mensen! En gereed is uw verslaggever (loopt hollend naar het vliegtuig toe) om de verschillende dappere Nederlanders aan het, god, wat een verschrikkelijke afstand!, aan het woord te laten!
Meneer! Hoe was het, daar in Lybië?
‘Nou, het was een comfortabele vlucht. Alle lof voor de Nederlandse luchtmacht!’
Hebben wij nog iets kunnen doen daar?
‘Neuh.’
En u, meneer! Bent u betrokken bij een van de Non Governmental Organisations in Lybië?
‘Nee. Ik werk bij Shell.’
Dus u was niet tegen Khadaffi.
‘Nee hoor.’
En wie hebben we daar, Peter Giessen uit Dirkswoud! Zegt u het maar, Peter Giessen!
‘Wij zijn ontsnapt uit een dramatische oorlogssituatie, zet dat maar in de krant. Een situatie zoals wij die in Nederland niet meer gekend hebben sinds 1944. Pardon, 1945. Toen het westen en het noorden van Nederland nog onder de Duitse knoet lag, met de hongerwinter en zijn gevolgen die zich deden voelen. Het is een pandonium.’
Een pando...?
‘Ja, de straten liggen bezaaid met lijken in Tripoli, want de ziekenhuizen hebben gewoonweg niet genoeg ambulances. Een rampenplan is er ook niet, dus men weet niet wat men ermee aanmoet. Er is ook geen bloed genoeg in de ziekenhuizen, zegt men, hoewel er talloze bloedende slachtoffers worden binnengebracht, dus ik zou zeggen: bloed zat! Voor wat hoort wat, zeiden onze ouders al.’
Maar in Lybië...?
‘Daar denken de mensen, net als in Egypte, als die leider maar weg is, dan hebben we het voor elkaar. Mubarak weg, fijne toekomst. Khadaffi weg, fijne toekomst. Maar zo simpel is het niet. Die Arabieren moeten eerst nog door een 1848-revolutie heen, geloof ik, voordat ze verder komen.’

zondag 20 februari 2011

Niet bereikbaar

Er is enige paniek ontstaan in het Dirkswoudse gemeentebestuur, omdat de gemeentesecretaris, H.G.F. van Kiekendaal (die zich, om redenen die wij niet kennen Hernst laat noemen, hoewel die H voor Henk staat en Henk toch een fatsoenlijke voornaam is) – omdat Hernst van Kkendaal (zoals hij zijn achternaam graag spelt, ongeveer in navolging van de familie Wttewaal) al enige weken niet is komen opdagen op het gemeentehuis.
Volgens wethouder (voor sportzaken, vrije tijd en waterbeheer) Gerard Vrijhoven is er niets aan de hand: ‘We kunnen best toe zonder Hernst. Ik weet niet waar hij naartoe is gegaan, maar dat moet hij dan wel zelf betalen.’ Dit is ook de mening van de adjunct-secretaris Harald Fijn.
Ik ben er eens dieper ingedoken, en ben tot een schokkende conclusie gekomen. Hernst’s huis aan de Zuidervaart 102 (met een klein deftig bordje naast de deur met daarop Hernst G.F. van Kkendaal & gade) wordt op dit moment niet bewoond. Er staat nog wel meubilair in de kamer en ook de boekenkast staat nog vol boeken over hippische zaken, maar je kunt aan de planten en palmboompjes, die verspreid in de kamer staan, wel zien dat er al weken niets aan gedaan is. Ook de drankkast is nog goed gevuld, dus daar heeft het ook niet mee te maken.
Een en ander moet wel te maken hebben met de bekering tot Mormoonse van Hernst’s vrouw Liza (geb. Wolters). U zult misschien zeggen: dan moet ze toch wel een hersenverstuiving gehad hebben, en die heeft ze natuurlijk ook wel gehad, want waarom zou je anders tot het Mormoonse geloof toetreden. Je kunt net zo goed katholiek of protestant blijven, nietwaar. Daar lopen tenslotte toch ook veel mensen rond die hun hersenen niet bij elkaar hebben. Maar goed, Liza wou Mormoonse worden, en ik denk dat zij naar Salt Lake City is gegaan en dat Hernst haar achterna is gevlogen.
Of Hernst even onverstandig is om Mormoon te worden, waag ik te betwijfelen. Ik denk dat hij zijn Liza wil ‘redden’. Het kan ook zijn dat hij zijn geld wil redden, natuurlijk, want het is bij de Mormonen gewoon dat elke Mormoon 10% van zijn of haar jaarinkomen aan de kerk geeft. Nog een reden om geen Mormoon te worden.
Maar ik zou eens gaan informeren in Salt Lake City, gemeentebestuur, of zij geen weet hebben van ene Hernst van Kkendaal.

donderdag 17 februari 2011

Hij schijnt op zijn vakantieadres te verblijven

Dirkswoud was altijd een rechtgeaard CDA-dorp. Dat is over, sinds de preek van afgelopen zondag van pastoor Engelbertus: ‘Beminde gelovigen! Ik heb u nog nooit aangeraden niet op het CDA te gaan stemmen. Dat ga ik nu wel doen. Stemt u níet op het CDA! Dat verkwanselt namelijk de waarden waar wij voor staan, en dat is: Het Gezin! De kerk en het gezin, die zijn één, zou je kunnen zeggen. Het CDA staat daar nu helemaal buiten. Ze zijn rechtsaf gevlogen, met de VVD en de Partij Voor de Vrijheidsbestrijding van Geert Mussert. Ik bedoel natuurlijk: Geert Wilders. Hoe kan een mens zich vergissen, nietwaar? Maar een verraaier van de Nederlandse zaak is het!
Kom zeg, die moslims. Waarom daar nu een probleem van maken! Ze geloven in een Allah, heb ik gehoord, maar ze verschillen weinig van ons, katholieken. Allah is gewoon God, en daarmee klaar! Ze zouden er nog eens zulke aardige muziek over moeten maken zoals wij dat net hebben gehoord: Tallis en Byrd.
Ik kom nog even terug op dat zootje CDA’ers dat nu in de regering zit. Maxime Verhagen, die wordt door werkelijk iedereen gewantrouwd. Waarom? Dat komt door zijn Limburgse rattestreken, de man is niet te vertrouwen. Niet te vertrouwen!, dames en heren gelovigen. Niet! Te! Vertrouwen! Of neem zo’n Bleker, een glasmiechel noemden wij vroeger zo’n jongetje, en dan weet u wel genoeg. Of neem Leers, ook zo’n heerlijke Limburger. De PVV zegt dat ze trots op hem zijn!
Waar blijft Het Gezin, in dit geheel? Dat Gezin is nergens meer, beminde gelovigen. Nergens! Dat gezin mag voortaan betalen voor de schulden die het CDA heeft veroorzaakt. Een schande! Dank u, CDA, VVD en PVV!
Ik heb er zelf lang over gedaan, maar de kogel is door de kerk, om het zo maar te zeggen: ik stem voortaan PvdA. Ik heb het nog met monseigneur Punt proberen te bespreken, maar die was op zijn vakantieadres. Niet bereikbaar. Feest zeker. Ergens een leuk kloosterfuifje of zoiets. Dus nu zeg ik het maar zo: stemt PvdA!’

vrijdag 11 februari 2011

Alles was daar donker

BREKEND NIEUWS! Na 18 dagen van protesteren en demonstreren hebben de medewerkers van het Dirkswouds Gemeentelijk Museum het voor elkaar. Directeur Jan Vlijmen gaat weg! Adjunct-directeur Kees Vaandeldrager zei het zo op TV Dirkswoud: ‘In deze moeilijke tijden voor ons museum heeft de directeur besloten al zijn taken op te geven, en te vertrekken naar de badplaats Katwijk aan Zee. God zij met ons.’ Onmiddellijk steeg een groot gejuich op, op de Noordervaart, waar het nu een enorm volksfeest aan het worden is.
Jan Vlijmen werd 30 jaar geleden directeur van het museum en heeft sindsdien met strakke hand de leiding behouden. Nooit was er eens een expositie van licht- of bontgekleurde schilderijen, steeds waren er sombere, abstracte doeken te zien.  Toen hij ook nog eens de koffiepauzes afschafte, was de maat vol: één der medewerkers begon op Facebook een actie: ‘Vlijmen moet weg!’ Gevolg: demonstraties op de Noordervaart. Twee medewerkers bleven daar zelfs, om het momentum te behouden, 18 dagen lang in hun tenten zitten. ‘We gaan hier niet weg voordat Vlijmen vertrokken is!’ aldus één van de twee.
We proberen in het feestgedruis binnen te dringen en een medewerker aan te spreken: ‘Meneer? Hoe voelt u zich nu?’
‘Geweldig!’
‘En hoe doet Vaandeldrager het?’
‘Vaandeldrager is altijd een kopie van Vlijmen geweest, dus die moet ook vertrekken. Daar kunnen wij geen genoegen mee nemen. Maar nu is de gemeente aan zet. Wij eisen in elk geval transparante, vrije en eerlijke verkiezingen voor een nieuwe directeur. Maar we gaan nu verder met feestvieren!’
Het andere museum in Dirkswoud, Dirxwoudia, vreest voor soortgelijke ontwikkelingen als bij het Gemeentelijk Museum hebben plaatsgevonden. De directeur van Dirxwoudia kon niet reageren voor onze camera. Hij schijnt op zijn vakantieadres te verblijven.

donderdag 10 februari 2011

Een zeer bekoorlijke dame

Een zeer bekoorlijke dame uit Dirkswoud vertelde mij het volgende verhaal.
‘Op de dinsdagavond oefenen we met het koor. Dat koor bestaat uitsluitend uit vrouwen, alleen de dirigent is een man. We doen die oude stukken van Byrd, Dufay, Ockeghem en zo. De mannenstemmen zijn omgeschreven voor vrouwenstemmen, door de dirigent.
Ik zit pas een paar weken op dat koor en ik kende de mores binnen dat koor nog niet zo. Ik dacht: zingen is leuk om te doen, en samen zingen helemaal. Ik ga op dat koor. Toen ik op auditie ging, vond ik het al een beetje vreemd. Ik hoefde helemaal niet te zingen, en die dirigent bleef me maar aanstaren. Toen ik weer wegging en de deur dichtdeed, hoorde ik hem zachtjes zeggen: ‘‘Fraai! Fraai!’’
Afgelopen dinsdag oefenen we met het koor en daarna zegt Lea met haar zware stem: ‘‘Kom je ook mee? We hebben feest bij de dirigent thuis!’’ Ik denk: oké, dat wordt misschien leuk. We gaan met alle vrouwen naar het huis van de dirigent aan de Zuidervaart. Het was half elf, alles was daar donker. Lea had een reservesleutel van de voordeur, de dirigent was achtergebleven, die zou over een half uurtje komen. Wij dus naar binnen, lichten aan, gordijnen dichtgedaan. Lea en Carla pakten de glazen en de flessen port en sherry.
Ik neem een glaasje port en ik val zo in slaap. Ik slaap tot een uur of drie ’s nachts, ik word wakker en daar zit de dirigent met een bakje sop, een washandje en een handdoek. Hij zegt: ‘‘Zo Charmaine, ben je weer wakker? Zal ik je maar thuisbrengen?’’ En dat doet hij.
De hele woensdag voelde ik me ook nog wat slaperig, maar ik heb er verder niets aan overgehouden.’
Ik weet niet hoe u erover denkt, dames en heren, maar mij lijkt het bijvoorbeeld mogelijk dat Charmaine door de vrouwen van het koor ‘misbruikt’ is, met die dirigent in de rol van peeping Tom. Hoewel, wat hij daar nu gedaan had met dat bakje sop en die handdoek en dat washandje...? In elk geval is ze gedrogeerd, maar met welk doel weten we niet.
(De namen in dit verhaal zijn alle gefingeerd.)

woensdag 9 februari 2011

Ze doen niks

Ik heb twintig jaar geleden een Dirkswoudse vriendin gehad, Antonia van Haren. Ze is nog steeds een zeer bekoorlijke dame. Ze had in die tijd een zoontje van een jaar of drie vier, Gerard. Aardig joch was het, en een aardige jongen is het nu. Hij zit op het Amsterdamse conservatorium, hij studeert viola da gamba en cello.
Gerardje viel ’s avonds niet in slaap voordat hem een verhaaltje werd verteld. Als ik bij Antonia op bezoek was, moest ik er ook aan geloven: dan moest ik, oom Ben, een verhaaltje vertellen. Ik deed dat op de volgende wijze, een wijze waarvoor alle paedagogen ons waarschuwen, want (zoals ik eens las in een paedagogenblad) ‘je moet de kinderziel niet teveel belasten’.
‘Gerard,’ begon ik, ‘luister eens goed naar oom Ben. Oom Ben gaat je nu vertellen wat er ’s nachts, als iedereen slaapt, in alle slaapkamers ter wereld gebeurt. Heb je wel eens gehoord van de papertjes?’
‘Nee, oom Ben. Wat zijn dat?’
‘Papertjes, dat zijn héle kleine mannetjes. Nog kleiner dan kaboutertjes en ook een stuk leniger, want hoe komen ze in je slaapkamer? Door het stopcontact. Dus dan begrijp je wel hoe klein en lenig ze zijn.’
‘En wat doen ze dan, oom Ben?’
‘Dat zal ik je vertellen. Je hoeft helemaal niet bang te zijn voor de papertjes, want ze doen je niks. Ze komen uit het stopcontact, meestal met z’n vijven, plus een stofzuigertje. Een stoffer en blik hebben ze ook bij zich. En dan gaan ze onder je bed aan het werk, op de plaats dus waar je moeder niet goed bij kan bij het stofzuigen. En dan maken ze heel zachte geluidjes: zzz-zzz-zzz... Dat is het geluid van hun stofzuigertje. Dat heb je vast wel eens gehoord als je ’s nachts wakker werd, zzz-zzz-zzz-zzz...’
Meestal sliep Gerard dan.

maandag 7 februari 2011

Ha! Dat geloven wij niet!

We klagen veel over de Oranje Nassau’s: ze doen niks en daardoor worden ze steenrijk. Een terechte klacht, dunkt mij. Anderzijds kun je zeggen: ze doen tenminste niks. Dat was vroeger wel anders. Floris V (1254 - 1296) heeft dan wel het Muiderslot te Muiden en het Radboudkasteel te Rad, pardon, te Medemblik laten bouwen, hij liet zich Heer van Friesland noemen, hoewel hij alleen (na drie veldtochten) de West-Friezen eronder had gekregen, want in Friesland zelf kreeg hij geen voet aan de grond – verder was het een schavuit.
Melis Stoke mag dan een hagiografische Rijmkroniek over Floris V hebben bijeengeschreven, ik verwijs u liever naar Joost van den Vondel (Gijsbrecht van Aemstel) en P.C. Hooft (Geeraerdt van Velsen). Zij schreven over de moordenaars van Floris V, en niet zonder reden. Zo zou hij een dochter van Van Velsen hebben verkracht.
Bij Melis Stoke lees je voor het eerst over Floris als der keerlen god (god van de boeren), een poëtische misslag van de eerste orde. Dirkswoud was in die tijd een plaatsje van vredelievende boeren en boerenknechten en hunne vrouwen, vriendinnen en dochters. Verkrachten, dat deed je niet in de 13e eeuw. Je vroeg haar eerst: ‘Wilt gij?’ en vervolgens dook je gezamenlijk het hooi in.
Dat was niet de gewoonte van seksmaniak Floris. Hij verscheen op zijn trouwe Rossinante op de Dirkswoudse landerijen, en keek spiedend om zich heen, zoekend naar het vrouwvolk (vooral zeer jonge meisjes werden zijn slachtoffers, wie niet wou, kreeg een klap met zijn zwaard). En dat dag in dag uit, volgens de overleveringen. Drie jaar lang, van 1287 tot 1290, jaar waarin hij gevangen genomen werd door Zeeuwse edelen, ging hij tekeer in Dirkswoud.
Ik hoef u nu niet meer deze Dirkswoudse uitdrukking uit te leggen: de pik van Floris staat weer stijf.

zondag 6 februari 2011

Hij was depressief

Gerrit Folkertsma was Dirkswouds moppentapper. Hij hield ervan moppen te vertellen zoals deze. Een boer en zijn knecht zijn op het land bezig, het begint te regenen. De boer zegt tegen zijn knecht: haal mijn laarzen eens. Knecht gaat terug naar de boerderij, waar de twee dochters van de boer zitten te spelen. ‘Ik mag jullie allebei een beurt geven,’ zegt de knecht tegen de meisjes. ‘Ha! Dat geloven wij niet!’ is hun reactie. ‘Wedden?’ zegt de knecht en hij schreeuwt naar de boer: ‘Moet ik er één of twee pakken?!’ Boer schreeuwt terug: ‘Alletwee natuurlijk, stom rund!’
Maar zijn vrouw Annie overleed aan kanker, twee jaar geleden, en sindsdien is Gerrit niet meer de oude geweest. Wij vermoeden dat hij zijn grapjes eerst op zijn vrouw uitprobeerde. Dat kon niet meer, en het ging bergafwaarts met Gerrit.
Was hij vroeger nog een gezellige drinker, samen met Annie, hij ging over op de baco’s in café Amperzat. Hij werd ook een goede klant van Slijterij Hillegom, hij raakte zijn werk kwijt bij de gemeentelijke plantsoenendienst, omdat hij eenvoudig niet meer kwam opdagen en het ging steeds slechter met Gerrit. Hij zat vreselijk in zak en as en kwam tenslotte zijn huis niet meer uit. Een buurmeisje hielp hem nog een maand of wat, totdat ze hem aan tafel dood zag liggen: hij had driekwart liter wodka naar binnen gegoten en had vervolgens een plastic afvalzak om zijn hoofd gedaan.
Er lag een briefje voor hem met de woorden: ‘Kennen jullie deze? Een non en een pastoor...’ De rest van het verhaaltje was door verregaande dronkenschap onontcijferbaar gebleven.
Ik bedoel: deze dingen komen óók voor, en waarschijnlijk veel meer dan wij denken. Je hebt natuurlijk de gewone depressievelingen, je hebt de manische depressievelingen, maar je hebt ook de door rouw getourmenteerden. Ze hebben het allemaal zeer moeilijk, dames en heren.

zaterdag 5 februari 2011

Het schiet ook niet op

Ik had op de middelbare school een leraar Nederlands, Piet Meeuwisse, die helaas al onder de zoden ligt, die steeds zei: je mag in een verhaal niet je titel vermelden of er zelfs maar naar verwijzen. Ik begreep deze regel niet, dus ik overtrad die regel vaak, en ook vandaag zal ik dat doen.
Ik reed in mijn comfortabele, witte Citroën Berline door de Noordhollandse lanen en dreven, onderweg eenieder groetend en wuivend naar al wat bewoog, totdat ik aankwam bij Gijs de Deen. Gijs de Deen is – ja, ik weet dat dit verhaal niet opschiet – woonachtig op het adres Oosterzij 22 te Dirkswoud, waar hij in oude boeken handelt (Antiquariaat De Deense Slag).
Je moet, zei Piet Meeuwisse ook, vooral in het begin van je verhaal je alinea’s kort houden. Dat geeft overzicht. Dat is een regel die ik altijd heb opgevolgd.
Terug naar het antiquariaat. Het was een mooie herfstachtige dinsdagmiddag, maar daarover zal ik kort blijven. Het regende niet, het waaide een beetje, bij 15 graden boven nul. Nu volgt het gesprek dat ik voerde met Gijs de Deen.
- Meneer De Deen...
- Zeg maar Gijs, hoor.
(Volgens Piet Meeuwisse moet je de sprekers in een dialoog zó laten beginnen dat de lezer direct begrijpt wie er aan het woord is. Een regel waar ik me aan houd.)
- Ik zoek een Engelse schrijver die leefde van 1795 tot 1821. Op zijn vijfentwintigste maakte hij met blauwzuur een eind aan zijn leven, want hij was depressief en hij had gokschulden.
- Wat is zijn naam?
- Zijn naam is John William Polidori, zijn voorouders waren Italianen.
- En wat zoek je precies?
- Ik zoek naar zijn The Vampyre, het eerste vampierenverhaal dat in het Engels is verschenen, in 1819.
Enfin, het was even zoeken, maar Gijs kwam aan met een boek uit 1972: Great British Tales of Terror (uitg. Gollancz), dat ik van hem kocht voor de prijs van 22 euro, en dat inderdaad dat verhaal van Polidori bevatte.

vrijdag 4 februari 2011

Daar was nog geen ruimte voor

Aan het einde van de 19e eeuw stond Dirkswoud bekend als ‘hoofdstad van homeopathieland’. De Amsterdamse homeopathisch arts Willem van der Nerf (1853-1911) was er de aanstichter van, in zijn boekje De waarheid van de homeopathische behandeling. In dit boekje legde hij uit hoe de homeopathische middelen werden gemaakt: zorgvuldig de stof verdunnen en dan goed schudden (dat noemde hij potentiëren), en dit honderden keren herhalen.
Maar waarin verdun je je stof (bijvoorbeeld arsenicum)? In water natuurlijk. Dat moest wel schoon water zijn, en op een dag kwam Van der Nerf in Dirkswoud, stond bij de Noordervaart, nam een glaasje uit de Noordervaart, dronk het op en verklaarde dat dit het schoonste water was dat hij ooit had geproefd.
VDN N.V. werd opgericht, waarvan hij aan de bevolking van Dirkswoud de afkorting uitlegde: ‘VDN is niet Van der Nerf, maar Vier Dirkswouds Nering!’ Dit viel in goede aarde en de bevolking werd ingeschakeld bij het potentiëren. De oudere Dirkswoudenaren zullen zich de verhalen van hun opa’s en oma’s nog wel herinneren: die stonden zij aan zij te schudden met hun flesjes, het was een drukte van belang aan de Noordervaart. Helaas ontstond al snel de praktijk (Dirkswoudenaren zijn vooral nuchtere mensen) om gewoon je flesje te vullen met water. Punt. Kurkje erop en klaar. Want je gaat niet staan potentiëren en schudden, het schiet ook niet op.
Intussen was het een af en aankomen van die duizenden lege flesjes en de met water gevulde flesjes. De mensen zetten die flesjes, zodra ze gevuld waren met water, gewoon aan de waterkant en dit was VDN een doorn in het oog. Men heeft nog bij de Gemeenteraad geprobeerd om te komen tot een gezamenlijke ophaalplaats, maar daar was geen ruimte voor, aldus de burgemeester. De burgemeester wenste ook een schadeloosstelling voor de daling van het waterpeil in de Noordervaart, en dat was het einde van de homeopathie te Dirkswoud.

donderdag 3 februari 2011

Ik was het alweer vergeten

‘Ik was het alweer vergeten,’ zegt de oude Siem Kerssens vaak, meestal glimlachend. Als je een beetje dement bent en in een dorp woont waar iedereen iedereen kent, hoef je helemaal niet in een tehuis. Als je in een stád woont, zoals Antwerpen of Amsterdam, dan wel.
Siem Kerssens (Noordervaart 200) is nu 89 jaar en loopt nog steeds, bewandelstokt, elke dag zijn rondje door het dorp. Hij trekt ’s ochtends zijn manchesterbroek aan en doet  een hand kleingeld in zijn rechterbroekzak, pakt zijn sleutels van het bijkeukenraam en zijn wandelstok vanachter zijn wasmachine, opent zijn voordeur, sluit die en doet de sleutels vervolgens in zijn linker broekzak. Zo doet hij dat al jaren en dit vergeet hij nooit.
Ik kom hem ook geregeld tegen. Dan zit hij op een bankje langs de weg, wandelstok tussen zijn benen geklemd, want hij weet dat hij soms dingen vergeet.
‘Siemen!’ zeg ik dan.
‘Ha, die Karel. Wat is de ruimte groot, hè?’
Ik weet dat hij niet praat over de oneindigheid van het universum, maar over de ruimte om hem heen. Ook besef ik dat hij zomaar een voornaam uitkiest, waarschijnlijk de eerste die hem tebinnenschiet. Ik neem daar geen aanstoot aan.
‘Vroeger, was er toen minder ruimte, Siemen?’
‘Veel minder. Veel minder.’
Vroeger was Siem Kerssens de dorpshistoricus, hij heeft een boekje De geschiedenis van Dirkswoud geschreven, dat welhaast iedere Dirkswoudenaar nog op de boekenplank heeft staan. Het kan geen kwaad over dat boekje te beginnen, want dan begint hij te vertellen over vroeger.
‘Waar we nu hier zitten, daar was vroeger de zeepfabriek van Piertje Waans, dat stonk altijd tegen je op, maar daar is hij mee gestopt toen zijn vrouw overleed. Daarnaast woonde een stel import, maar die zijn daar gauw weer weggegaan, vanwege de stank. En weer dáárnaast zat Grauwe Willem, dat was de dorpssmid, want je had nog geen auto’s. Daar was nog geen ruimte voor.’

woensdag 5 januari 2011

Het was geen gul persoon

Nu blijkt dat de Nationale Zondebok al een voorloper had in Noord-Holland-Noord: in 1996 werd de Regionale Zondebok er gekozen. Elk dorp en elk gehucht kon zijn Locale Zondebok uitkiezen, en daar werd in een finaleronde de uiteindelijke Regionale Zondebok uit gekozen. Ik was het alweer vergeten, die Zondebok is er ook maar één jaar geweest. Ik kom er op nu Dirk Schenkel is overleden  aan een hersenbloeding. Hij woonde aan de Oosterzij in Dirkswoud.
Dirk was geen gul persoon. Hij was van de principes. Drinkt of eet nooit waar anderen bij zijn. Hij zou het met Gerard Reve eens zijn geweest, die eens zei dat het eten in restaurants iets pornografisch had. Maar hij las nooit een boek, want dat stuitte weer op andere principes. De principes volgens welke hij zijn leven leidde, had hij allemaal zelf uitgedokterd en – zo gul was hij wel – ventte hij voortdurend uit. Een grote last voor zijn omgeving, die er dan ook niet om zal treuren dat hij nu weg is.
Dirk werkte niet, hij zat in de bijstand. ‘Werk is voor de mannen, niet voor de Zonen Gees,’ kon hij zeggen, want ‘Gods’ kon je weer niet zeggen omdat je Zijn naam niet vrijelijk mocht misbruiken. Hij zat hele dagen lang voor zijn huis. Ieder die voorbij liep, kreeg zijn portie. ‘Christenezielen, want dat mag wél gezegd worden! Wat loopt u krom, mevrouw Van der Weel!’ Of ‘U kwat, buurman!’
‘Ik doe wat?’
‘U kwat! U laat uw sputum vallen voor mijn huis, terwijl u het ook had kunnen inslikken!’
‘Ik doe wát?!?’
Dan ging Dirk naar binnen om een emmertje sop te maken en dan ging hij het spuugplekje van zijn buurman omstandig met een bezem opruimen.
Dirk had geen vrienden, het kwam niet als een grote verrassing dat hij tot Regionaal Zondebok werd gekozen. Je ziet het wel meer: mensen met principes die steeds anderen proberen te overtuigen van diezelfde principes. Ze hebben niet door dat dat averechts werkt.

vrijdag 31 december 2010

Wij rekenen in eeuwen

Pier Stintsma: ‘Prins Hendrik was zeer geliefd in Dirkswoud, hij kwam hier vaak in de jaren twintig. Waarom? Om te jagen. Er kon geen gans of eend opvliegen of: ploefff! En daar lag de vogel. Nee, wij zijn altijd van de Oranjes geweest. Na de jacht ging hij altijd naar de Amperzat en daar ging het van: ‘Goed geschoten, prins!’ Dan zei Hendrik: ‘O ja? Doe mij dan nog maar een grote pils!’ Adel, niet? Van Mecklenburg-Schwerin. Want rijk is hij er niet van geworden, van dat trouwen met Wilhelmina. O nee! De Oranjes zijn later pas rijk geworden.
Het was geen gul persoon, Hendrik, maar het was wel een áárdig persoon. Vond tenminste mijn oma, die toen werkte in de bediening in de Amperzat. Oma Van der Stomp. Annie. God, wat een leuke verhalen ze vertelde over Hendrik!
Ja, hij heeft haar met een kind laten zitten: mijn vader. Toen heeft hij nog gezorgd voor een trouwkandidaat voor mijn oma, opa Stintsma, die ergens uit Friesland kwam, en toen heette mijn vader ook Stintsma.
Maar eigenlijk zijn wij dus van adellijken bloede, wij zijn Van Mecklenburg-Schwerins. Op zijn minst, want voor hetzelfde geld zou je kunnen zeggen dat wij van de Oranje-Nassaus zijn. Maar zover willen wij niet gaan, want wij Stintsmaatjes hebben het niet zo hoog in de bol.
Dus daar zat ik nu achteraan, mede geholpen door mijn lieve vrouw, die vindt dat er nu eindelijk eens recht gedaan moet worden. Corrie vindt dat de Van Mecklenburg-Schwerins er eindelijk eens voor moeten uitkomen, via de adelsbrieven, zodat ons huis aan de Zuidervaart ‘met de juiste tekenen bekleed kan worden’.  Ja, zegt Corrie, wij moeten ooit nog eens dat wapen van de Van Mecklenburg-Schwerins boven onze voordeur hebben staan.
Daar is ze fel in. Ikzelf ben er minder enthousiast voor, want ik vind: als die Hendrik rondneukte met wie dan ook, dan is dat toch prima? Maar dat moet ik niet zo zien, zegt Corrie. Mijn oma is geneukt door een adellijk persoon, dus dan zal die dat weten ook.
Ikzelf vind het eigenlijk hooguit een leuk idee dat ik afstam van die hoge Russische adel, en dat ik toch geen leukemie heb.’

donderdag 23 december 2010

Een belangrijk onderdeel

Hoe is de kerk toch zo rijk kunnen worden? Van vroeger kan ik het me nog een beetje voorstellen: de kapelaan of de bisschop ging naar een koning of baron toe, of naar andere rijkaard, en zei: ‘Laat je vastgoed na aan de kerk, dan zorgen wij voor je heiligheid.’ Zo gezegd, zo gedaan en dan kon er weer een Benedictijner klooster ergens worden neergezet. Maar hoe komt de Bank van Rome aan zoveel geld? Het is toch niet allemaal mafia-geld?
Met deze vragen ging ik naar pastoor Engelbertus van Dirkswoud, die eerst antwoordde: ‘Jáááh!’ Maar even later zei hij dat de collectes tijdens de H. Mis een belangrijk onderdeel vormden van de rijkdom van Rome. ‘Hoeveel procent er van die collectes naar Rome gaat, zou ik even moeten nazien, maar je kunt wel nagaan: als er maar 5% van alle collectegelden naar Rome gaat, dan kunnen ze daar elk jaar wel een Lateraans concilie houden.’
Dus u draagt ook 5% van de collectegelden af?
‘Ja.’
Terwijl u toch zo arm bent en u wilt een nieuwe kerk gaan bouwen.
‘Ja, maar zoals de Here het ongeveer heeft gezegd: de armen zijn Mij ook welgevallig. Natuurlijk zijn wij het happigst op de rijken dezer aarde, want ook de rijken zullen Hem welgevallig zijn. Maar van de rijken moeten wij het niet meer hebben, hè. Dus dan is het logisch dat je van de onderkant plukt. Van de collectes. Gelukkig heeft de kerk de afgelopen eeuwen goed belegd en keurig voor zijn centjes gezorgd.’
Die nieuwe houten kerk, komt die er nog?
‘Ik denk het wel. Ik ben nog in conclaaf met bisschop Punt, maar die zegt ook: een stenen kerk, dat is: steen, mortel, specie enzovoorts. Maar een houten kerk, dat is alleen hout met spijkers. Ik heb hem ook gewezen op de houten kathedraal van Paramaribo. Het heeft even wat onderhoudswerk gegeven, maar hij staat er weer prachtig bij. Zo zou het ook hier in Dirkswoud kunnen gaan. Je kiest een beetje goed hout uit, tropisch hardhout of zoiets, dat wel een eeuw meegaat...’
En de brandweer is het er ook mee eens?
‘Ja, maar wanneer lees je nou ooit dat er een kerk in vlammen is opgegaan? De laatste keer in Nederland was in 1940, volgens mij. Rotterdam. We zullen wel een brandverzekering moeten afsluiten, maar als die kerk eenmaal gebouwd en in gebruik is, dan stoppen we met betalen. Die verzekeringsmaatschappijen rekenen in jaargeld, winst, een goede balans enzovoorts. Dat is met de kerk helemaal anders. Wij rekenen in eeuwen.’

dinsdag 21 december 2010

Die hoor je bijna nooit

De PVV is geen partij, zoals u weet. Geen vereniging, geen leden. Dus een PVV afdeling Dirkswoud bestaat ook niet, maar toch zijn er wel enkele mensen die zich met het gedachtengoed der PVV in Dirkswoud bezighouden. Je hoort ze alleen niet. Ik kwam er pas achter dat dezulken bestonden na navraag in een aantal winkels. Daar zei men dat ik eens moest gaan praten met Joop Meier, rijwielhersteller aan de Westerweg. Ik naar de heer Meier.
- Wat moet je? Je hebt niet eens een fiets.
- Ik wilde u vragen over de PVV.
- Ah! De Partij van Venlo, zoals we hem voorlopig maar zullen noemen. Wat wou u weten?
- Of het nog wat wordt, in Dirkswoud.
- Jazeker wordt het wat, want we krijgen nu Hero in de Provinciale Staten van Noord-Holland en Hero is de man van de democratie, nietwaar? U heeft mij nooit horen beweren dat het niks blijft in Dirkswoud!
- Maar ik hoor u nooit.
- Dat komt, we zijn hier nog geen partij. Die moet nog opgericht worden. Maar als we er eenmaal zijn, zullen we streven naar een politiek evenwicht, met de PVV als meerderheidsfractie. Kijk, de PVV is de naaf aan de fiets der maatschappij. Het moet rollen, zeggen wij altijd.
- En hoe ziet u het CDA dan?
- Als de ouderwetse terugtraprem. Daar kan je de maatschappij niet meer mee besturen, want die maatschappij moet vooruit. Die moet in beweging blijven. Wij kijken naar links, wij kijken naar rechts, en dan steken wij over. Dat is ons motto.
- Het CDA is wel de grootste in Dirkswoud.
- Ja, maar wij kijken niet naar anderen. Wij kijken alleen naar onszelf, en dat heeft onze Geert ook steeds gezegd: kijk alleen naar jezelf. Dan kun je groter worden dan de rest. Maar met die democratie zit hij fout, dat geef ik toe en dat mag best eens gezegd worden. Zet de democratie in werking en er zullen honderden plaatselijke afdelingen ontstaan. Dat zal een accelleratie geven in de maatschappij, daar heeft Geert nog geen weet van. Duizend tulpen zullen bloeien. Van de fiets der maatschappij is de versnelling een belangrijk onderdeel!

maandag 20 december 2010

Wat een geruststelling

Leo (‘Zeg maar Leonardo’) Goossens heeft een persoon gearresteerd voor de drie moorden op Dirkswoudenaars. Ik weet niet wie, ik weet slechts dat ik het niet zelf ben. Wat een geruststelling! Leo zegt dat de moorden nu opgelost zijn. Ik zei hem: ‘Gefeliciteerd!’ Leo: ‘Jij ook gefeliciteerd, jongen!’ Hij zei dat hij me nooit ernstig verdacht had: het feit dat ik bij die drie moorden aanwezig was of bijna was geweest, pleitte hooguit voor mijn journalistieke dadendrang, zoals hij het noemde. Hij stelde voor, een kopje koffie te nemen in Amperzat. ‘Om de zaak af te blazen.’
‘Wie het was, die we gearresteerd hebben, dat kan ik je niet zeggen,’ zei Leo later, ‘maar ik kan je wel zeggen dat wij hier niet volgens een tunnelvisie hebben gewerkt. Hadden we dat gedaan, dan had ik jou onmiddellijk gearresteerd.’
‘Dank je wel, Leo. Dat ik er bij was, of tenminste bijna bij was, drie keer, dat komt doordat ik elke dag in Dirkswoud ben. Dat maakt het statistisch moeilijk om ergens niet bij te zijn.’
‘Nu wat anders. De muziek. Ik houd bijvoorbeeld wel van de Italianen. Corelli, Vivaldi, noem maar op. Daar houd jij niet van?’
‘Nee, niet erg. Het is mij niet droevig genoeg. Er zit teveel optimisme in. Neem die Lente en die Zomer bijvoorbeeld, dat is me allemaal veel te vrolijk. Goede muziek is in mineur geschreven. Op droeve toon gebracht. Het mooiste dat de mens heeft voortgebracht is een ding zoals dit. Ik houd het meeste van de componisten van zeg 1400-1600. Dus Dufay, Ockeghem, Byrd, Tallis, Tomkins.’
‘Die hoor je bijna nooit.’
‘Nee, als ze op de radio aan oude muziek doen, beginnen ze meestal bij Bach of Buxtehude. Dat is ook niet slecht natuurlijk, want Bach mag ik graag horen.’
‘En Mozart?’
‘Ik zal je een geheim vertellen, Leo. Ik kan Mozart eigenlijk niet uitstaan. Teveel gewriemel. Ik weet wel dat je dan een schavuit bent, en je moet het ook niet verder vertellen, maar Mozart? Nee. En ik heb die film Amadeus nooit gezien!’
‘Houd je nog van modernere muziek?’
‘Je bedoelt popmuziek en zo?’
‘Bijvoorbeeld.’
‘Nou nee. Ja, je hoort soms wel een aardige melodie. Maar nee, het houdt niet over.’

maandag 6 december 2010

Daar had ze zelf om gevraagd

Amanda Grewel, inwoonster van Dirkswoud en werkzaam bij de Coöperatieve Melkfabriek Dirkswoud (Comedi), leefde van 1953 tot 2001. Op de 16de januari van dat jaar overleed ze, aan ik weet niet meer welke plotselinge ziekte. Amanda was een apart geval: een mooie vrouw die enorm hield van de Kindertotenlieder van Mahler. Mahler was zelf ook nogal gesteld op de lyriek van die liedteksten van Friedrich Rückert. Ik vind het verschrikkelijke teksten en ik vind ook die muziek niet om aan te horen en ik heb nog nooit iemand horen of zien uitleggen hoe het komt dat een toch tamelijk begaafd iemand als Mahler – ik houd helemaal niet van zijn muziek, maar dat kan aan mij liggen – dat een man als Mahler er zo mee is ingestonken.
Toch ben ik, in de wilde jaren negentig, verliefd geweest op Amanda, en dat betekende de ganse dag: de Kindertotenlieder. Ze had ze in verschillende uitvoeringen, ze had er ook boeken en artikelen over, ze wist ook alles van die Friedrich Rückert (‘Hij is zelf twee kinderen kwijtgeraakt, en daar schreef hij dus eigenlijk over, snap je wel?’).
Ze draaide haar Kindertotenlieder op een grammofoon. Kinderen, dat betekent: die muziek stond op vinyl platen. Daar moest een naald op enzovoorts, en dan kwam er geluid uit. In de jaren negentig was het hier en daar nog in de mode om te zeggen: die CD’s, dat kan toch niet op tegen de ouderwetse platen. Ikzelf was allang overgegaan op CD’s. Amanda vroeg me: ‘Van welke muziek hou jij nou het meest? Hoempapamuziek soms?’
Ik vertellen: Bach, Byrd, Zelenka, Tomkins, Agricola, Dufay, Tallis. ‘Dus van de ouwe troep, daar hou ik nou het meest van. De ouwe troep tot zeg maar Mozart.’ ‘Dus jij houdt van barokmuziek. Hou je ook van Vivaldi?’ ‘Nee, van Vivaldi hou ik helemaal niet, dat vind ik simpel gepingel. Ik zal volgende keer een stelletje CD’s meenemen en een CD-speler.’
Zo gezegd, zo gedaan. Hoe het gekomen is, weet ik niet meer uit mijn geheugen te peuren, maar op een gegeven moment was haar grammofoon onklaar. Geen Kindertotenlieder meer, wat een geruststelling. Ze heeft later nog wel een andere platenspeler aangeschaft, maar toen was onze liefde al over.

dinsdag 30 november 2010

Nood breekt wetten

Het wil wel eens voorkomen dat ik iemand te hulp kom. Te hulp spring. Bijsta, hoe zeg je het. Vanochtend gebeurde het volgende, in het besneeuwde Dirkswoud. Ik sta voor de deur van de slager te praten met de oude mevrouw Van der Werf, die nog zeer pienter en kwiek ter been is. Ze is al over de tachtig, woont al die jaren al in Dirkswoud en is nog nooit met vakantie geweest. Sterker: ze is nog nooit verder geweest dan Alkmaar, Schagen of Hoorn. ‘Amsterdam, dat zie ik altijd op de televisie, en ik zou best eens op de Herengracht willen wandelen, maar ze pakken je tasje zo van je af.’ Het meest praat ze over Wenen, dat lijkt haar wel een rustige stad, waar een oud mens zich nog wel kan voelen bij een Kaffeeschnützel, zoals mevrouw Van der Werf het uitspreekt.
We staan daar dus te praten, komt er een hond op haar af. Geen kleintje, maar een Newfoundlander. Ze zegt: ‘O, ben jij daar weer, lieverd! Wat is het mooi wit overal, vind je ook niet?’ De lieverd springt op haar af, en mevrouw Van der Werf valt achterover. De hond likt haar nog even en gaat dan weer zijns weegs.
Mevrouw Van der Werf kon niet meer opstaan, ze had enorme pijn in haar rechterheup. Ik ben een man van eigen middelen, dus ik til haar op, de slagerij in en zet haar op een stoeltje. Ik race naar mijn comfortabele, witte Citroën Berline. Die parkeer ik voor de deur en ik til mevrouw Van der Werf erin. ‘Welk ziekenhuis moeten we naartoe?’ vraag ik. ‘Alkmaar,’ kreunt ze.
Ik rijd naar het Medisch Centrum Alkmaar, waar snel blijkt dat ze haar heup gebroken heeft. Ze moet wel een week in het ziekenhuis blijven. Maar ze heeft niets bij zich. ‘Heeft u een sleutel van uw huis bij u?’ vraag ik. ‘Ja, in mijn tasje.’ ‘Want nood breekt wetten: dan rijd ik even op en neer naar uw huis, en dan haal ik kleren enzovoorts op.’
Zo gezegd en gedaan, ik rijd heen en weer, en haal van alles op: kleren, nachtgoed, tandenborstel, bewijs van inschrijving bij Univé enzovoorts. Ik kom terug in het ziekenhuis, ligt ze niet meer in kamer 405. Ik vragen: waar ligt ze dan? Het bleek kamer 407 te zijn.
Daar had ze zelf om gevraagd. ‘Lig ik daar in die andere kamer, wordt er een Georgische jongeman binnengebracht, en die jongeman begint me steeds te vragen: ‘Play chess, madame?’ Ik zeg: ‘Ik heb een gebroken heup, ik schaak vandaag niet.’ Die jongeman blijft maar doorzeuren. Totdat ik tegen een verpleegster zeg: ik moet naar een andere kamer, want hier heb ik allergische reacties. En ze brengen me hierheen. Ja, doe die kleren maar in die kast. Eens kijken of hier mensen zijn die iets over Wenen willen weten.’

dinsdag 23 november 2010

Ik zoek het uit

Mevrouw I. de Groot, kerkeraadslid en gehuwd met K. de Groot (van Bouwbedrijf K. de Groot) heeft zojuist de offerte ingediend bij pastoor Engelbertus de Zeeuw voor de bouw van een nieuwe St. Clarakerk. Het totaalbedrag schommelde tussen, nee, laat ik dat maar voor me houden in deze tijden van depressie.
Ook de pastoor was ervan geschrokken: ‘We gaan toch geen St. Bavokerk te Haarlem bouwen?’
Nee, zei mevrouw I. de Groot, maar de materiaalkosten tegenwoordig, hè. Het bedrag was ook inclusief de sloopkosten van de oude kerk. Plus de transportkosten, o zo duur tegenwoordig!
Ik zal het nog eens nakijken, zei de pastoor.
‘Nood breekt wetten,’ zei hij tot zichzelf, terwijl hij een glaasje rode port inschonk en ging zitten in de pastorie. ‘Alles zal iets simpeler van opzet moeten worden, want zo is het blijkbaar onbetaalbaar. Eens zien. Van die twee torens laat ik er één vervallen. Dat zal vast schelen. Dat koepelgewelf, dat zo mooi een verkleinde versie van de St. Paul’s Cathedral zou worden, vervalt ook. Dat is blijkbaar te moeilijk voor de metselaars van de 21ste eeuw. Een duidelijke aanwijzing dat de evolutietheorie niet deugt, want als die wel deugde, zou een metselaar er zijn hand niet meer voor omdraaien. Van de drie altaren laat ik het meest linkse ook vervallen, en dan zet ik tegen die eerste pilaar aan de linkerkant de preekstoel. Dat scheelt ook alweer. De ruimte voor de biechtstoel kan ook wel ingekrompen worden. Juist. En ik haal de banken uit de oude kerk, dus ik bestel geen nieuwe, dat scheelt ook alweer. Ik heb wel veel klachten over die banken gehoord, maar: men komt niet voor zijn plezier naar een H. Mis, zo zie ik dat. Eens even zien. Het doopvont, dat kan ook wel wat minder. Maar ik blijf zitten met die sloopkosten van de oude kerk...’
De volgende ochtend ging hij naar mevrouw I. de Groot en legde haar zijn plannen voor: ‘Mevrouw, laat u dit nog eens narekenen. De kerk wordt geheel van hout vervaardigd, volgens deze tekening. Ja, dat kan wel, want in Paramaribo kon het ook, en in Paramaribo regent het veel meer dan hier. En die sloopkosten kunt u weglaten, want slopen doe ik de oude kerk zelf wel, in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.’
Het schijnt dat hij een programma Demolition Mob of iets dergelijks had gezien op Discovery of National Geographic.

zondag 21 november 2010

Hij was niet geïnteresseerd in het verhaal

Bij politieman Leo (‘Je mag ook Leonardo zeggen’) Goossens is op zijn huisadres een brief aangekomen, die handelt over de dood van Magda van Dieren. Leo heeft hem me laten lezen. De inhoud:

‘Beste pliessie,
Ik heb het gezien van Magdaatje. Ze is het water ingetrokken door twee jongens die voorbij kwamen varen en toen heeft één van die twee jongens haar onder water gehouden.’

Uiteraard was de brief anoniem, en niet ondertekend.
Zo’n vier maanden na de moord was er al het een en ander bekend geworden: het NFI had geconstateerd dat Magda al dood was voordat ze in het water terecht kwam. De dood was waarschijnlijk door een stomp voorwerp veroorzaakt.
‘Dat maakt het briefje des te interessanter,’ zei ik. ‘U moet nagaan wie in haar buurt haar Magdaatje noemde. En welke van de buren of overburen er bijvoorbeeld een hekel hadden aan haar spel op de viola da gamba. Want ik vind het bijvoorbeeld mooie muziek, maar ik kan me ook voorstellen dat die muziek je op een gegeven moment gaat tegenstaan en dat je een moker pakt en...’
‘Of een werpkei,’ zei Leo bedachtzaam.
‘Of een werpkei, inderdaad! Waarom een werpkei?’
‘Daar is er één van gevonden in het water, op de plaats delict.’
‘Is het verdomd?’
‘Ja. Eentje van tien kilo. Waar was jij afgelopen vrijdagnacht?’
‘Even denken... Ik was gewoon thuis. Ik sliep.’
‘Ik vraag het omdat die brief afgelopen vrijdagnacht is afgeleverd, en omdat jij bent gesignaleerd door diverse getuigen.’
‘Dat kan helemaal niet! Ik ben hier vrijdag helemaal niet geweest!’
‘Rustig maar. Ik zoek het uit.’